Thema 7 toepassen

• ISK
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 7 toepassen

Gebruik geen google translate.

Heel veel succes!

Thema 7 De omgeving - toepassen

Gebruik geen google translate

Probeer de vragen te maken, als je het niet weet klik je op weet ik niet.

DE OF HET

..... kassa

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... geld

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

...... pinpas

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

...... winkel

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

...... winkelwagen

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

...... boodschappen

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

...... zwembad

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... voetbalveld

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... brandweer

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... politie

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... bibliotheek

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... disco

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

.... verkeerslicht

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... trein

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

..... station

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

.... zebrapad

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

.... kruispunt

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

.... lantaarnpaal

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

.... fietspad

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

.... portemonnee

1. De
2. Het
3. Weet ik niet

kies uit

A : De boekenwinkel is open van negen uur tot zes                uur, dat is ....................... en ..........................

B : De leerlingen fietsen in de pauze om half een                naar de snackbar, dat is ..........................

C : De politieagenten werken ook .........................,              zij werken van elf uur tot zeven uur.

Niet gebruikt :

's ochtends

's middags

's avonds

's nachts

Tussen de middag

Vul de letters in

de bio..coop / het kr..spunt / de ..ooter / de biblio..eek / de pr..s / het caf. / het bil.et / de pin..tomaat / de bakker..
typ het hele woord!

Kiezen en invullen

1. Ik zet mijn fiets .................... de lantaarnpaal

2. Wij moeten ............. de kassa betalen.

3. De trein vertrekt ............. 3 minuten.

4. ........... de boodschappen doen, kook ik eten.

5. De bus stopt ........ de bushalte.

6. de scooter rijdt ........ over het zebrapad.

7. De vrachtwagen rijdt .......... het verkeersbord.

1. Ik zet mijn fiets .................... de lantaarnpaal

2. Wij moeten ............. de kassa betalen.

3. De trein vertrekt ............. 3 minuten.

4. ........... de boodschappen doen, kook ik eten.

5. De bus stopt ............ de bushalte.

6. de scooter rijdt ............. over het zebrapad.

7. De vrachtwagen rijdt ............... het verkeersbord.

bij

tegen

Na

over

tegen

bij

over

Tegenstellingen

Dit zwembad is niet diep, maar .......

1. Heel
2. Scherp
3. Ondiep
4. Klein

Het station is niet ver, maar ..............

1. Kort
2. Dichtbij
3. Ver
4. Klein

Het kruispunt is niet druk, maar

1. Rustig
2. Veel
3. Stil
4. Lang

Het fietspad is niet breed, maar .......

1. Klein
2. Lang
3. Ver
4. Smal

De boodschappen zijn niet duur, maar.......

1. Goedkoop
2. Veel
3. Arm
4. Weinig

Ik ben niet rijk, maar

1. Duur
2. Snel
3. Arm
4. Langzaam

De portemonnee is niet zwart, maar .......

1. Rood
2. Blauw
3. Donker
4. Wit

Het mes is niet bot, maar ..........

1. Snel
2. Scherp
3. Dun
4. Dik

Dit is .........

Dit is .......................

Dit is ....................

Dit is .....................

Dit is ......................

Dit is ...................

Dit is ........................

Dit is .....................

Dit is ....................

Dit is ...........................

Dit is ....................

Geef antwoord in een zin

Zijn dit de boodschappen?

Is dit het winkelmandje?

Is dit het een verkeersbord?

Is dit de disco?

Is dit een lantaarnpaal?