Herhalingsles Koningkrijk der Nederlanden

Het congres van Wenen
  • Napoleon verslagen.
  • Koningen van Europa zijn weer de baas.
  •  Ze besluiten in Wenen dat er een groot sterk land moet komen ten noorden van Frankrijk, om oorlog in de toekomst tegen te gaan.
  • Nederland, België en Luxemburg worden samengevoegd.
  • De koning is koning Willem I
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het congres van Wenen
  • Napoleon verslagen.
  • Koningen van Europa zijn weer de baas.
  •  Ze besluiten in Wenen dat er een groot sterk land moet komen ten noorden van Frankrijk, om oorlog in de toekomst tegen te gaan.
  • Nederland, België en Luxemburg worden samengevoegd.
  • De koning is koning Willem I

Slide 1 - Diapositive

Een koninkrijk met een grondwet
In een grondwet staan :
  • rechten van burgers
  • regels voor het regeren

Een moeilijk woord voor grondwet is constitutie
Nederland is een constitutionele monarchie (een koninkrijk met een grondwet.

Slide 2 - Diapositive

Er ontstaat steeds meer onvrede bij de Belgen, ze willen een eigen land. In 1830 komen ze in opstand.

In 1839 is België een zelfstandig land

Slide 3 - Diapositive

Hoe heet de eerste echte koning van Nederland?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I

Slide 4 - Quiz

Wat staat er in de grondwet?
noem 2 dingen

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een constitutie?
A
een opstand
B
een koninkrijk
C
een grondwet
D
een lekker broodje

Slide 6 - Quiz

Nederland is vanaf 1813 een
A
constitutionele republiek
B
constitutionele monarchie

Slide 7 - Quiz

1840-1849: 
Koning Willem II
  • Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
  • Willem II beslist heel veel zelf, zonder toestemming van het parlement. (Koninklijk Besluit KB)
  • Hij moet niets weten van democratie


Rijke burgers hebben steeds meer kritiek op hun koning.

Slide 8 - Diapositive

Liberalen
De eerste politieke stroming: het Liberalisme (ontstaat in heel Europa)
Liberalen zijn rijke burgers.
De liberalen willen:
  • meer vrijheid en democratie.
  • dat de koning zich niet overal meer mee bemoeit.
  • dat burgers beslissen mee
  • dat het parlement wordt gekozen
  • dat het parlement de regering controleert
(wederom:
No taxation without representation!)

Slide 9 - Diapositive

Boze burgers

  • Liberalen zijn boos: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 10 - Diapositive

Revolutiejaar 1848
Overal in Europa zijn opstanden.
  • In Pruissen (Duitsland) wordt een opstand bloedig neergeslagen
  • In Frankrijk wordt de koning afgezet, Frankrijk wordt een (weer) republiek.




Koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal
Revolutie = een grote plotselinge verandering in een land

Slide 11 - Diapositive

Gevolgen
  • Koning Willem II wil geen bloedvergieten zoals in Duitsland, hij wil ook zijn baan niet kwijt zoals in Frankrijk
  • Willem II wil voorkomen dat er in Nederland ook revolutie komt.
  • Koning Willem II nodigt de leider van de liberalen uit.
  • De leider van de Nederlandse Liberalen is: Johan Rudolf Thorbecke 



Slide 12 - Diapositive

De grondwetswijziging van 1848
Vóór 1848 is de koning de baas, er is wel een grondwet maar de koning heeft heel veel macht.
 
Ná 1848 is het parlement de baas. Hierin zitten vooral liberalen.

Parlement = Eerste + Tweede Kamer = volksvertegenwoordiging

Slide 13 - Diapositive

Willem II was conservatief. Conservatief betekent:
A
alles willen veranderen
B
zo min mogelijk willen veranderen

Slide 14 - Quiz

Wie veranderde in opdracht van de koning in 1848 de grondwet?
A
G.K. van Hogendorp
B
W.J. van Binsbergen
C
J.R.Thorbecke
D
E.K.W. de Roy van Zuydewijn

Slide 15 - Quiz

J.R.Thorbecke was leider van de..
A
conservatieven
B
confessionelen
C
socialisten
D
liberalen

Slide 16 - Quiz

Liberalen zijn:
A
arme burgers
B
de adel
C
rijke burgers
D
aanhangers van de koning

Slide 17 - Quiz

In welke landen braken in 1848 revoluties uit?
A
Nederland en Pruissen
B
België en Pruissen
C
Frankrijk en België
D
Frankrijk en Pruissen

Slide 18 - Quiz

Wie was voor 1848 de baas in Nederland?
A
de liberalen
B
de koning
C
de ministers
D
het parlement

Slide 19 - Quiz

Wie was na 1848 de baas in Nederland?
A
de liberalen
B
de koning
C
de ministers
D
het parlement

Slide 20 - Quiz

'Niet de koning zelf, maar zijn ministers zijn verantwoordelijk voor besluiten.' hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 21 - Quiz

'Recht op vrijheid van godsdienst'
hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 22 - Quiz

'De koning is gebonden aan het recht en de wet en staat niet ‘boven de wet’.' hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 23 - Quiz

'Recht op vrijheid van meningsuiting'
hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 24 - Quiz

'Als de koning iets verkeerd doet, moet een minister daarvoor verantwoording afleggen' hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 25 - Quiz

'Recht op vereniging, vergadering en betoging' hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 26 - Quiz

'Je mag stemmen als je veel belasting betaald' hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 27 - Quiz

'Recht op vrijheid van meningsuiting'
hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke grondrechten

Slide 28 - Quiz

Bekijk deze afbeelding van de Tweede Kamer

Slide 29 - Diapositive