Na deze les weet je de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels en kun een woordraadstrategie gebruiken om de betekenis van een onbekend woord te vinden.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels en kun een woordraadstrategie gebruiken om de betekenis van een onbekend woord te vinden.
Slide 1 - Diapositive
Wat weten we nog van voorvoegsels?
Voorvoegsels?
Een voorvoegsel kan je helpen de
betekenis van het woord te vinden.
Bijvoorbeeld: Faisel kan heel hard schaatsen → Hij kan heel hard schaatsen.
Marije geeft het boek aan Maud → Zij geeft het boek aan haar.
Slide 2 - Diapositive
Voorvoegsels die veel voorkomen zijn:
anti =
tegen
her=
weer, opnieuw
non=
niet, zonder
ex
niet meer
on=
niet
mini=
heel klein
mis=
verkeerd, fout
inter=
tussen 2 of meer gebieden
wan=
slecht, verkeerd
Slide 3 - Diapositive
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een woord met een achtervoegsel vaak
zelf raden.
Bijvoorbeeld: Mijn neef is een beoefenaar van taekwondo. In beoefenaarherken je
het woord beoefenen het achtervoegsel -aar. Een beoefenaarvan taekwondois iemand die taekwondo beoefent.