kww, zww, hww

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Grammatica woordsoorten

zww, kww &  hww

Waar zijn we nu in het stappenplan?

1. Zoek de pv

2. Zet de overige zinsdeelstrepen

3. Zoek het ow

4. Zoek het wg of ng

Wg =  zww (en hww)

Ng=  kww (en hww)

5. Zoek het lijdend voorwerp

3 verschillende werkwoorden

• zww = zelfstandig werkwoord
• kww = koppelwerkwoord
  
• hww = hulpwerkwoord

zww (wg)

• Dat is het belangrijkste werkwoord in de zin (het woord met de actie)
• Is er maar 1 werkwoord? Dan is dat een zww
  

zww (wg)

• 2 of meer werkwoorden?

- Zoek het belangrijkste ww in de zin. Vind het doe-woord, het woord zonder welke de zin niet kan

- Kom je er niet uit?

Tip: dan staat het zww meestal achterin de zin en/of is een vd.

hww (wg en ng)

Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord

Kenmerken:

-  komen dus voor in zinnen met meer dan 1 werkwoord

-  helpen om het gezegde te maken.

kww (ng)

Als er sprake is van een naamwoordelijk gezegde, heb je te maken met een koppelwerkwoord. 

Een koppelwerkwoord koppelt een eigenschap of kenmerk aan het onderwerp. 

Als er meerdere werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord achteraan de zin. De rest zijn hulpwerkwoorden.

kww (ng)

We hebben een rijtje vaste koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken of voorkomen.

Geef bij de volgende woorden aan of je te maken hebt met een ZWW, KWW of een HWW. 

De buurvrouw van mijn tante fietst nooit op de tandem.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

ZOU mevrouw Witteveen echt harder lachen dan de andere docenten?

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Dankzij de airbag zijn personenauto's de laatste jaren veel veiliger GEWORDEN.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Aniek IS 13 jaar geworden.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Veel talen in de wereld worden met uitsterven BEDREIGD.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Zou ik eens op jouw elektrische scooter MOGEN rijden?

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Check je huiswerk!

Wat ging er fout?

Wat vond je moeilijk?