HFD Herhaling 3

Herhaling les 3
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling les 3

Slide 1 - Diapositive

Neem de tekening over en maak de structuurformule kloppend.
Geef de molecuulformule.

Slide 2 - Diapositive

Neem de tekening over en maak de structuurformule  kloppend.
Geef de molecuulformule.

Slide 3 - Diapositive

Neem over en maak de structuurformule  kloppend. 
Geef de molecuulformule.

Slide 4 - Diapositive

Wat is een periode?

Slide 5 - Diapositive

Wat is een groep?

Slide 6 - Diapositive

Wat is een andere naam voor de binding tussen atomen?
  • Covalante binding

Slide 7 - Diapositive

Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?
  • ionbinding
  • Heeft een ion een lading?
  • ja, positief of negatief
  • Waardoor trekken ionen elkaar aan?
  • Door de lading de een positief en de ander negatief
  • Tussen welke atomen vindt deze binding plaats?
  • Metalenen niet-metalen

Slide 8 - Diapositive

Hoe kun je de covalentie van een atoom bepalen en voor welke atomen geldt deze regel?
  • Dit geldt alleen voor de niet-metalen. Je kijkt naar hoeveel elektronen ze in de buitenste schil hebben.

Slide 9 - Diapositive

Welke groep heeft een volledig volle buitenste schil
  • De edelgassen.
  • Gaan deze nog een binding aan met een ander atoom?
  • Niet makkelijk.

Slide 10 - Diapositive

Ik doe een stof in water en roer tot het water helder is. Is dit dan een oplossing of een suspensie?

  • Een oplossing

Slide 11 - Diapositive

Wanneer spreek je van een suspensie?

  • Als er deeltjes in de vloeistof zweven.

Slide 12 - Diapositive

Schrijf de juiste symbolen van de atoomsoorten zink, calcium en broom op:

  • Zn, Ca, Br

Slide 13 - Diapositive

Hoe noem je het aantal bindingen van een ion?
  • valenties

Slide 14 - Diapositive

Wanneer is een atoom neutraal geladen?
  • Als het evenveel elektronen als protonen heeft.

Slide 15 - Diapositive

Bij het zetten van thee maak je gebruik van scheidingsmethode.
Van welke scheidingsmethode maak je gebruik?




  • Extraheren  en filtreren

Slide 16 - Diapositive

Nadat alle cafeïne is opgelost in het dichloormethaan moet je de bonen van het oplosmiddel scheiden. Welke scheidingsmethode kun je hiervoor gebruiken?
  • Filtreren

Slide 17 - Diapositive

Scheidingsmethode
Extraheren is....
  • Scheiden op basis van oplosbaarheid
  • Filtreren is....
  • Scheiden op basis van deeltjes grote.
  • Destileren is....
  • scheiden op basis van verschil in kookpunt.
  • indampen is.....
  • Scheiden op basis van verschil in kookpunt.

Slide 18 - Diapositive

Je kookt een zuivere stof. Welke grafiek geeft dit juist weer?
  • grafiek 2
  • Je kookt een mengsel. Welke grafiek geeft dit het beste weer?
  • Grafiek 1 

Slide 19 - Diapositive

De naam van de atoomsoorten uit groep 1 is?

  • alkalimetalen

Slide 20 - Diapositive

De naam van de atoomsoorten uit groep 2 is?

  • aardalkalimetalen

Slide 21 - Diapositive

De naam van de atoomsoorten uit groep 17 is?

  • halogenen

Slide 22 - Diapositive

De naam van de atoomsoorten uit groep 18 is?

  • edelgassen

Slide 23 - Diapositive

Wat is een element?
  • stof met 1 soort atomen

Slide 24 - Diapositive

Wat is een verbinding?
  • Stof met twee of meerdere soorten atomen

Slide 25 - Diapositive

Uit welke metalen bestaat messing?
  • koper en zink

Slide 26 - Diapositive

Uit welke metalen bestaat brons?
  • koper en tin

Slide 27 - Diapositive

Uit welke metalen bestaat soldeer?
  • lood en tin

Slide 28 - Diapositive

Uit welke metalen bestaat zilveramalgaam?
  • zilver en kwik

Slide 29 - Diapositive

Uit welke metalen bestaat duraluminium?
  • aluminium en koper

Slide 30 - Diapositive

Uit welke metalen bestaat roestvast staal?
  • ijzer en chroom of nikkel

Slide 31 - Diapositive

Deze moet je kennen.

Slide 32 - Diapositive

Hoe bepaal je de dichtheid van een stof? Wat heb je daarvoor nodig?
  • Je moet de hoeveelheid bepalen. Door te wegen.
  • Je moet het vollume bepalen door te meten of doormiddel van de onderdompelmethode.
  • Dan is de formule: ρ = m / v

Slide 33 - Diapositive

Wat zijn stofconstanten?
Een stofconstante is een stofeigenschap die je met een getal kunt aangeven, met een eenheid erachter.
  • Kookpunt/smeltpunt
  • Dichtheid

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Noem producten die van aardolie zijn gemaakt.
  • Benzine, diesel enz
  • plastic
  • wasmiddelen
  • kleurstoffen
  • medicijnen

Slide 36 - Diapositive

Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van metalen?
  • glanzend oppervlak (in zuivere vorm)
  • geleiden goed warmte
  • geleiden goed  elektriciteit
  • zijn redelijk makkelijk te vervormen
  • (met uitzondering van kwik zijn ze vast bij kamertemperatuur)

Slide 37 - Diapositive

Uit hoeveel protonen, neutronen en elektronen bestaan de volgende atomen.
  Mg            
  Pt              
   Ra             
    I           
  Br               
   Ag               
  • 12 p 12n 12e
  • 78 p 117n 78e
  • 88 p 138n 88e
  • 53 p 74n 53e
  • 35 p 45n 35e
  • 47 p 61n 47e

Slide 38 - Diapositive

Geef het aantal protonen en elektronen.
Ti²⁺     
C⁴ˉ 
I⁷⁺
Sb³ˉ      
  • 22 protonen 20 elektronen
  •  6 protonen 10 elektronen
  •  53 protonen 46 elektronen
  • 51 protonen 54 elektronen

Slide 39 - Diapositive

Je hebt een stof met 30 protonen. Wat weet je dan?
  • Dan weet je welke stof het is.
  • Welke stof is dit?
  • zink

Slide 40 - Diapositive

Teken de structuurformule van 
C₆H₁₂O₆
SO₂
C₂H₅OH

Slide 41 - Diapositive

Huiswerk
Leren §  1 t/m 7

Slide 42 - Diapositive