septième cours: le 18 à 22 novembre 2024

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bonjour et bienvenue

Slide 2 - Diapositive

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook weg.
We overleggen zachtjes binnen de MC als we een vraag hebben.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal.
We letten op in de les.
Tijdens het zelfstandig werken mag je oortjes in of een koptelefoon op

Slide 3 - Diapositive

Lesinhoud:
  1. Huiswerkcheck aan de hand van een start- upslide over het bijvoeglijk naamwoord & chapitre 2 vocabulaire A (20 min)
  2. Herhaling présent + passé composé werkwoorden op -er
  3. Uitleg présent + passé composé werkwoorden op -re
  4. Uitleg verbuga.eu
  5. Aan de slag met luisteroefeningen:
    exercices 5 et 7 en classe (p.58+61)
    exercices 6 (p.60) et exercices du cito (zie itslearning) individuellement
  6. Lesdoelencheck




Lesdoelen:
Ik kan de regelmatige werkwoorden op -re schrijven  
 Ik kan een grappige anekdote begrijpen
Ik ken woorden die te maken hebben met hobby’s
Ik begrijp korte luisterfragmenten

Huiswerk:
Apprends (leer):
Grammaire: werkwoorden -re pagina 51 en werkwoorden -er p.171
Vocabulaire: Chapitre 2 phrases-cles C (FN/NF)

 

 

 


Slide 4 - Diapositive

Start-upslide

Vertaal de volgende zinnen en woordjes naar Nederlands:

  1.     au lieu de
  2.     raconte!
  3.     réfléchir
  4.     je dois
  5. comme tu veux
  6. le lendemain
  7. se relaxer
  8. je me suis trompé(e)
  9. bête
  10. avoir envie de
  11. venir chez moi

Vertaal de volgende zinnen en woordjes naar Frans:
  1. De goede krant
  2. het interessante onderwerp
  3. Mijn broer is vervelend
  4. Ik vergeet mijn mooie auto
  5. Ik sta te laat op
  6. Ik wilde een nieuw boek lezen
  7. Ik vind toneelspelen vreselijk
  8. mooi (vrouwelijk meervoud)
  9. nieuw (mannelijk meervoud)
  10. oud (vrouwelijk enkelvoud)
  11. jong (mannelijk enkelvoud)

timer
15:00

Slide 5 - Diapositive

Start-upslide antwoorden

Vertaal de volgende zinnen en woordjes naar Nederlands:

  1.     au lieu de in plaats van
  2.     raconte! vertel!
  3.     réfléchir nadenken
  4.     je dois ik moet
  5. comme tu veux zoals je wilt
  6. le lendemain de volgende dag
  7. se relaxer zich ontspannen
  8. je me suis trompé(e) ik heb me vergist
  9. bête dom
  10. avoir envie de zin hebben in
  11. venir chez moi bij mij komen

Vertaal de volgende zinnen en woordjes naar Frans:
  1. De goede krant le bon journal
  2. het interessante onderwerp le sujet intéressant
  3. Mijn broer is vervelend Mon frère est embêtant
  4. Ik vergeet mijn mooie auto J'oublie ma belle voiture
  5. Ik sta te laat op je me lève en retard
  6. Ik wilde een nieuw boek lezen je voulais lire un nouveau livre
  7. Ik vind toneelspelen vreselijk j'ai horreur de lire
  8. mooi (vrouwelijk meervoud) belles
  9. nieuw (mannelijk meervoud) nouveaux
  10. oud (vrouwelijk enkelvoud) vieille
  11. jong (mannelijk enkelvoud) jeune

timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

We maken een quizizz over de présent en passé composé van werkwoorden op -er
Aan de hand van de quizizz kijken we of er nog een uitleg nodig is over de présent en de passé composé van de werkwoorden op -er of dat we een hele korte vogelvlucht er doorheen kunnen maken

Slide 7 - Diapositive

ezelsbruggetje
                                                            Een
                                                            ESkimo
                                                            Eet

                                                            ONS
                                                            EZeltje op
                                                            EN Terecht
je  .....................
tu ......................
il / elle / on...

nous ...............
vous  ..............
ils/elles .........

Slide 8 - Diapositive

Présent
Zet de volgende werkwoorden
in de présent en vertaal ze.
1. je
regarder
2. tu
aimer
3. il
parler
4. elle
manger
5. nous
adorer
6. vous
visiter
7. ils
préférer
8. elles
détester
timer
8:00

Slide 9 - Diapositive

De présent (tegenwoordige tijd)

Slide 10 - Diapositive

Passé composé
Pers.vnw
Hulp.ww
Volt.dw
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 
Passé composé

Slide 11 - Diapositive

Passé composé
Zet de volgende werkwoorden
in de passé composé en vertaal ze.
1. je
regarder
2. tu
aimer
3. il
parler
4. elle
manger
5. nous
adorer
6. vous
visiter
7. ils
préférer
8. elles
détester
timer
8:00

Slide 12 - Diapositive

De werkwoorden op -re
je
stam +
s
tu
stam + 
s
il / elle / on
stam +
nous
stam +
ons
vous 
stam +
ez
ils / elles
stam + 
ent

Slide 13 - Diapositive

Werkwoorden op -re 
Uitgang re
WW op re
Je
s
vends
Tu
s
vends
Il/Elle/On
-
vend
Nous
ons
vendons
Vous
ez
vendez
Ils/Elles
ent
vendent

Slide 14 - Diapositive

Werkwoorden op -re

Slide 15 - Diapositive

werkwoorden op -re in de présent
j´... (entendre)

Slide 16 - Question ouverte

Werkwoorden -er/ -re
tu (vendre) - présent

Slide 17 - Question ouverte

Werkwoorden -er/ -re
ils (manger) - présent

Slide 18 - Question ouverte

werkwoorden op -re in de présent
nous ... (attendre)

Slide 19 - Question ouverte

Passé composé: -re  
1. Maak het voltooid deelwoord door "re" van het hele ww af te halen.
exemple: vendre --> vend
2. voeg "u" toe. --> vendu
3. vervoeg het hulpwerkwoord in de juiste vorm die bij het pers.vnw past
J' ai vendu
tu as vendu
il/elle/on a vendu
nous avons vendu
vous avez vendu
ils/elles ont vendu

Slide 20 - Diapositive

hulpwerkwoord avoir of être
werkwoord- er + é
hulpwerkwoord avoir of être
werkwoord - re + u
Vous avez nagé 
j'ai vendu
e
es
e
ons
ez
ent
Il nage
s
s
-
ons
ez
ent
Elles vendent
passé composé -er
passé composé -re
présent -re
présent -er

Slide 21 - Question de remorquage

verbes réguliers
- er
présent  stam +:   (e, es, e, ons ,ez ent)
passé composé: er eraf + - é

- re
présent stam+:  (s, s, - , ons, ez, ent)
passé composé: re eraf + - u

Slide 22 - Diapositive


Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
présent
niks aanklikken!!
aimer
passé composé
acheter
manger
attendre
perdre
vendre
Klik daarna op CONFIRMER.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- allé au tournoi, déjà fait match
- en retard, 2 heures après
- mars, change d’heure, heure d’été, avancer la montre d’une heure, retardé d’une heure, à 9 heures au lieu de 7 heures, 2 heures trop tard
Je hebt ze misschien niet allemaal gehoord of opgeschreven. Het is ook goed als je het in het Nederlands hebt opgeschreven, als je fouten hebt gemaakt in het Frans of als je afkortingen hebt gebruikt.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Clément ging naar het toernooi, maar de wedstrijd was al voorbij. Hij was blijkbaar te laat. Hij had zich vergist in het verzetten van de klok vanwege de zomertijd. Hij had zijn wekker niet één uur eerder gezet maar één uur later. Daarom kwam hij twee uur te laat.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Ze heeft een hekel aan de zomertijd / de klok verzetten omdat je een uur minder slaapt.

Slide 31 - Diapositive

Exercice 7a (p.61)

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Au travail !
Quoi?
Faire exercices 6a, 6b et 6c (p.60)
Avec qui?
Individuellement
Besoin d'aide?
Pose tes questions à ton MC ou à la prof.
Temps?


Résultat?
Tu auras pratiqué avec le vocabulaire A du chapitre 2
Fini?
Apprenez par coeur:
Grammaire: werkwoorden -re pagina 51 en werkwoorden -er p.171
timer
10:00

Slide 36 - Diapositive

Au travail
We maken gezamenlijk wat CITO kijk- en luisteropdrachten (het boekje staat bij content-periode 2-lesmateriaal)

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Lesdoelencheck
1. Hoe maak ik een présent op -er met het werkwoord manger in de je-vorm? Geef de stappen ook duidelijk aan.
2. Hoe maak ik een passé composé op -er met het werkwoord danser in de nous-vorm? Geef de stappen ook duidelijk aan.
3. Hoe maak ik een présent op -re met het werkwoord attendre in de tu-vorm? Geef de stappen ook duidelijk aan.
4. Hoe maak ik een passé composé op -re met het werkwoord vendre in de vous-vorm? Geef de stappen ook duidelijk aan.
5. Waar ging de anekdote over in het luisterfragment van Chapitre 2 partie A?
6. Wat betekenen de volgende hobby's in het Frans?
tekenen, lezen, toneelspelen, gitaar spelen, piano spelen en fotograferen
7. Noem 3 onderwerpen waar de luisterfragmenten onder andere over gingen

Lesdoelen:
Ik kan de regelmatige werkwoorden op -re schrijven  
 Ik kan een grappige anekdote begrijpen
Ik ken woorden die te maken hebben met hobby’s
Ik begrijp korte luisterfragmenten



Huiswerk:  
Apprends (leer):
Grammaire: werkwoorden -re pagina 51 en werkwoorden -er (p.171)
Vocabulaire: Chapitre 2 phrases-cles C (FN/NF) (p.88)


 

 

 

timer
20:00

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive