Les 4: Verwarmen

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Les 4: Verwarmen
  • Uitleg 3.2 verwarmen
  •  Oefenen met stencil
  • Huiswerk check

Slide 2 - Diapositive

Planning
Huiswerk volgende week: §2: 1 t/m 7, 10 én stencil

Slide 3 - Diapositive

Voorkennis: 
  • Wat was energie ook alweer?
  • Wat is het verband tussen warmte en energie?   
  • Wat is warmte eigenlijk? 

Slide 4 - Diapositive

Waterkoker
  • Welke energie-omzetting vindt er plaats? 
  •  Hoe kan het dat water bij 100 graden verdampt? Wat gebeurt er dan met de moleculen? 
  • Als ik warm water in een waterkoker doe, duurt het dan korter voor het water om te koken? 

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen
3.2.1. Je kunt uitleggen dat bij energieomzettingen de kwantiteit (hoeveelheid energie) niet verandert, maar de kwaliteit (bruikbaarheid) wel.
3.2.2. Je kunt energieomzettingen weergeven in een energiestroomdiagram, rekening houdend met de wet van behoud van energie.
3.2.3. Je kunt uitleggen dat er toevoer van warmte nodig is om de temperatuur van een stof te laten stijgen.
3.2.4. Je kunt berekenen hoeveel energie nodig is om een stof in temperatuur te laten stijgen door de soortelijke warmte te gebruiken.

Slide 6 - Diapositive

Een energiestroomdiagram geeft een energie-omzetting weer. 

Slide 7 - Diapositive

Wet van behoud van energie
  • Wat betekenen de woorden kwantiteit en kwaliteit? 
  • Waarom is het relevant voor een warmteboiler?  
  • Wet van behoud van energie: Energie kan niet ontstaan of verdwijnen. Bij een energie-omzetting blijft de kwantiteit hetzelfde. 
  • De kwaliteit kan wel veranderen - omzetting naar een meer bruikbare vorm

Slide 8 - Diapositive

Zonnepaneel
  • Hoe kan je zien dat de kwantiteit hetzelfde blijft? 
  • Welke energiesoort heeft de hoogste kwaliteit in dit geval? 

Slide 9 - Diapositive

Maar wat gebeurt er nou met water als het warmer wordt? 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Warmte = Vorm van energie die de bewegingssnelheid van moleculen in een stof vergroot.

Slide 12 - Diapositive

Formule
E = P x t
  • Grootheden en eenheden
  • Hoeveel energie kan een apparaat met een bepaald vermogen leveren in een bepaalde tijd?

Slide 13 - Diapositive

Vraag
Anouck doet 100 gram water in een calorimeter en verwarmt het met een dompelaar van 12 W (figuur 4). Na 12 minuten is de temperatuur van het water gestegen van 19 °C naar 39 °C.
Bereken hoeveel warmte de dompelaar heeft geproduceerd.

Deze maak je in je schrift, je mag overleggen. 

Slide 14 - Diapositive

Nakijken 
Gegeven:   m = 100 g       P = 12 W   
t = 12 min = 720 s         T1 = 19 °C         T2 = 39 °C 
Gevraagd:  E = ?
Formule: E = P x t
Berekenen: E = 12 x 720 = 8640
Check:    E = 8640 J
Wie had het goed? 

Slide 15 - Diapositive

Caloriemeter
Meet hoeveel warmte nodig is om een stof te verwarmen. 
Om 1 gram water 1 graad Celcius te verwarmen is 4,2 Joule energie nodig. 

Slide 16 - Diapositive

Soortelijke warmte
Soortelijke warmte c = De hoeveelheid warmte die nodig is om 1 g van een stof 1 °C in temperatuur te laten stijgen in J/(g °C).
Welke stof zou een hoge soortelijke warmte hebben? 
En welke een lage? 

Slide 17 - Diapositive

Formule
Q = c · m · ΔT
  • Grootheden en eenheden
  • Δ?

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeldvraag
Een quooker verwarmt 1,5 L water van 20 °C tot 100 °C.
Bereken hoeveel elektrische energie de quooker daarbij moet omzetten. Ga ervan uit dat alle elektrische energie wordt gebruikt om het water te verwarmen.
De massa van 1,5 L water is 1500 g. De soortelijke warmte van water is 4,2 J/(g °C)



Slide 19 - Diapositive

Nu jullie
De soortelijke warmte van water is 4,2 J/(g °C). Hoeveel energie kost het opwarmen van 2,0 kg water van 4,0 °C naar 60 °C? 

Deze maak je individueel in je schrift. 

Slide 20 - Diapositive

Nakijken
Gegeven:     c = 4,2 J/(g °C)        m = 2,0 kg       
T1 = 4,0  °C    T2 = 60 °C
Gevraagd:  Q = ?
Formule: Q = c · m · ΔT
Berekenen:   Q = 4,2  ·  2,0 · (60-4,0) = 470,4 
Check:  470,4 J
Wie had dit goed? 

Slide 21 - Diapositive

Formule omschrijven
Q = c · m · ΔT
  • Wat doe je als je c wilt weten? 
  • Wat doe je als je m wilt weten? 
  • Wat doe je als je ΔT wilt weten? 

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
  • Maak het stencil op een los blaadje - deze lever je later in
  • Stilte
  • Je mag nu even geen vragen stellen. Ga door naar de volgende vraag als je er niet uit komt. 

Slide 23 - Diapositive

Extra uitleg: Energie en vermogen
  • E = P x t
  • Eenheden en grootheden
  • Stappenplan
  • Hoe lang doet een lamp met een vermogen van 1 Watt erover om 1 Joule aan energie te leveren? 
  •  Vera laat een lamp van 45 Watt per ongeluk 's nachts branden. Om 11 uur 's avonds deed die de lamp aan en in de ochtend om 8 uur deed die de lamp pas uit. Hoeveel energie heeft dit de lamp gekost? 

Slide 24 - Diapositive

Uitleg: soortelijke warmte
  • Q = c · m · ΔT
  • Hoeveel energie kost het om 1 kg van een stof met een soortelijke warmte van 3 J/(g °C) met 1 graad Celcius te verwarmen?
  • Uitleg met eenheden
  • Hoe veel energie kost het om 3 gram water, met een soortelijke warmte van 4,2 J/(g °C), van 0 °C tot 100 °C te verwarmen? 

Slide 25 - Diapositive

Nakijken

Slide 26 - Diapositive

Nakijken

Slide 27 - Diapositive

Nakijken

Slide 28 - Diapositive

Schrijf voor jezelf op...
(In je schrift)
  • Wat gaat er goed (bij het maken van deze opdrachten)?
  • Waarin kan je nog verbeteren?
  • Welke stappen kan je daarin maken? 

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag
§2: 1 t/m 7, 10
Huiswerk check

Slide 30 - Diapositive

Leerdoelen
3.2.1. Je kunt uitleggen dat bij energieomzettingen de kwantiteit (hoeveelheid energie) niet verandert, maar de kwaliteit (bruikbaarheid) wel.
3.2.2. Je kunt energieomzettingen weergeven in een energiestroomdiagram, rekening houdend met de wet van behoud van energie.
3.2.3. Je kunt uitleggen dat er toevoer van warmte nodig is om de temperatuur van een stof te laten stijgen.
3.2.4. Je kunt berekenen hoeveel energie nodig is om een stof in temperatuur te laten stijgen door de soortelijke warmte te gebruiken.

Slide 31 - Diapositive