H3 Ben jij ondernemend? 3.1 Wat zijn de kosten? (Pincode 7e editie)

Welkom bij economie!
H3 Ben jij ondernemend?

3.1 Wat zijn de kosten?

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij economie!
H3 Ben jij ondernemend?

3.1 Wat zijn de kosten?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kostprijs

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we vandaag doen?


  1. Inleiding Periode en Hoofdstukken
  2. Ophalen kennis, wat weten we nog?
  3. Theorie uitleg 3.1 Wat zijn de kosten?
  4. Samen vragen beantwoorden

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je het nog? 
Maak blz 72 Theorie door op de stippenlijnen de juiste begrippen te vullen. 

Kies hierbij uit de begrippen die ernaast staan. 
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3.1
Lesdoelen: Wat hebben jullie straks geleerd?
Aan het eind van de les:
  • Kun je productiefactoren noemen en uitleggen hoe bedrijven die gebruiken. 
  • Kun je het verschil tussen mechanisering en automatisering uitleggen.
  • Kun je uitleggen hoe je de kostprijs per product kan uitrekenen.
  • Kun je voorbeelden van technologische ontwikkelingen geven.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je nodig om te produceren?
Om te produceren gebruik je productiefactoren.
De belangrijkste zijn:



  • Natuur – grondstoffen, energie
  • Arbeid – het werk van de eigenaar en de medewerkers
  • Kapitaal – gereedschap, machines, bedrijfspand. Dit heet ‘kapitaal’ omdat er veel geld in geïnvesteerd is.




Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een tafelfabriek is hout een voorbeeld van de productiefactor?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Grondstof

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke voorbeelden zijn voorbeelden van de productiefactor Kapitaal
A
Werkplaats
B
Werkkleding
C
Werknemer Dylan
D
Computer

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een marktkraam wordt het meest gebruik gemaakt van de productiefactor(en)?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een ziekenhuis wordt het meest gebruik gemaakt van de productiefactor(en)?
A
Kapitaal
B
Natuur
C
Arbeid

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Makkelijker produceren
Je kunt makkelijker produceren met hulpmiddelen.


Mechaniseren.  --> je hebt wel nog mensen/mankracht nodig; Machines, zoals een heftruck, maken het werk lichter.


Automatiseren. --> alles gaat vanzelf (automatisch) nadat je de                                                          computer hebt geprogrammeerd; Met computers en                                                    computerprogramma’s kun je de machines   aansturen.




Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een nieuwe app om mee te werken is een voorbeeld van?
A
Mechaniseren
B
Automatiseren
C
Applicatie
D
Allemaal

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een nieuw computerprogramma om de machines aan te sturen in een motorfabriek is een voorbeeld van?
A
Mechaniseren
B
Automatiseren
C
Motoriseren
D
Machineren

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kosten van één product
Kostprijs per product = gemiddelde kosten voor het maken van één product.









Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Om de kostprijs per product uit te rekenen moet ik eerst alle productiekosten weten en hoeveel er gemaakt worden?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een bedrijf door mechanisatie met dezelfde productiekosten meer kan produceren, gaat de kostprijs per product?
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Blijft gelijk

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als bij de scooterfabriek een machine kapot gaat en er minder scooters worden gemaakt en de kosten gelijk blijven, gaat de kostprijs per product?
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Blijft gelijk

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met hulp van de techniek
Er komen steeds weer
  • nieuwe technieken
  • nieuwe uitvindingen.
Dat noem je technologische ontwikkelingen.

Voor jou: makkelijk en leuk.


Voor bedrijven:
  • beter / sneller / goedkoper produceren
  • nieuwe producten maken.





Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Technologische ontwikkelingen zorgen voor?
A
Verbetering voor de klanten
B
Verbetering voor het bedrijf
C
Verbetering voor het milieu
D
Kan allemaal

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heeft de technologische ontwikkeling "contactloos betalen" opgeleverd?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke begrippen kan je nog noemen van deze les?

Slide 22 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu de samenvatting van 3.1 in je boek
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 23 - Diapositive

Sponsopdracht: 1b en c
Afsluiten 3.1
Lesdoelen:

Nu:
  • Kun je productiefactoren noemen en uitleggen hoe bedrijven die gebruiken. √
  • Kun je het verschil tussen mechanisering en automatisering uitleggen. √
  • Kun je de kostprijs per product berekenen. √
  • Kun je voorbeelden van technologische ontwikkelingen geven.





Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions