Economie hoofdstuk 3
1 / 17
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Noem de 3 productiefactoren.
(middelen die je nodig hebt om iets te produceren)
(middelen die je nodig hebt om iets te produceren)
Slide 2 - Question ouverte
Wat is mechaniseren?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is automatiseren?
Slide 4 - Question ouverte
Wat zijn technologische ontwikkelingen?
Slide 5 - Question ouverte
Wat betekent 'Kostprijs per product'?
Slide 6 - Question ouverte
Wat betekent 'afzet'.
Slide 7 - Question ouverte
Wat betekent 'omzet'.
Slide 8 - Question ouverte
Wat zijn bedrijfskosten?
Noem 2 voorbeelden.
Noem 2 voorbeelden.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is de brutowinst?
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het nettoresultaat?
Slide 11 - Question ouverte
Wat is de brutowinstopslag?
Slide 12 - Question ouverte
Wat is de consumentenprijs?
Slide 13 - Question ouverte
Wat is arbeidsproductiviteit?
Slide 14 - Question ouverte
Wat zijn maatschappelijke kosten?
Slide 15 - Question ouverte
Wat zijn maatschappelijke opbrengsten?
Slide 16 - Question ouverte
Wat is productiecapaciteit?
