Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Quizzzzzzz
Slide 1 - Diapositive
Gesloten vragen
Waar of niet waar
Juist of onjuist
Slide 2 - Diapositive
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Een cel is de kleinste bouwsteen van een organisme
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Ademhalen is geen levenskenmerk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Een orgaan bestaat uit één soort weefsel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Met de revolver regel je de hoeveelheid licht bij de microscoop
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Met de preparaatklemmen leg je het preparaat vast op de tafel van je microscoop
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Je slokdarm ligt in de buikholte
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Een bacterie is een organisme
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Meerkeuzevragen
Slide 11 - Diapositive
Welk soort weefsel zie je in de afbeelding?
A
Zenuwweefsel
B
Spierweefsel
C
Botweefsel
D
Kraakbeenweefsel
Slide 12 - Quiz
Wat voor soort weefsel zie je hier afgebeeld?
A
Spierweefsel
B
Botweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Dit is geen weefsel
Slide 13 - Quiz
Hoe noemen we het celorganel dat een stevig laagje om de cel heen vormt?
A
Cytoplasma
B
Celkern
C
Celwand
D
Vacuole
Slide 14 - Quiz
Hoe noemen we het proces die je ziet in de afbeelding?
A
Levensloop
B
Levenscyclus
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste volgorde van de opbouw van organisme van klein naar groot?
A
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme
B
cel-orgaan-weefsel-orgaanstelsel-organisme
C
Organisme-orgaanstelsel-weefsel-orgaan-cel
D
Organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel
Slide 16 - Quiz
Welk orgaan is Q?
A
Hart
B
Longen
C
Maag
D
Nieren
Slide 17 - Quiz
Welk orgaan is aangegeven met P?
A
Longen
B
Hart
C
Nieren
D
Maag
Slide 18 - Quiz
Hoe noemen we deel 5?
A
Vacuole
B
Celkern
C
Bladgroenkorrel
D
Zetmeelkorrel
Slide 19 - Quiz
Open vragen
Slide 20 - Diapositive
Tot welk orgaanstelsel behoren de longen?
Slide 21 - Question ouverte
Tot welk orgaanstelsel behoort het hart?
Slide 22 - Question ouverte
Tot welk orgaanstelsel behoren de nieren?
Slide 23 - Question ouverte
Noem twee organen in de romp die boven het middenrif liggen
Slide 24 - Question ouverte
Welke levenskenmerken zorgen voor stofwisseling?
Slide 25 - Question ouverte
Hoe kan het dat in sommige soorten weefsel cellen niet direct tegen elkaar aan liggen?
Slide 26 - Question ouverte
Vul de twee ontbrekende woorden in: a. De ______ vormt een stevige laag om de plantencel b. De _______ is een blaasje in de plantencel die gevuld is met water
Slide 27 - Question ouverte
Sleepvragen
Enkele sleepvragen
Slide 28 - Diapositive
DNA
celkern
Cel
Chromosoom
Gen
Slide 29 - Question de remorquage
Sleep de namen naar de juiste organen(verteringsstelsel)
Maag
Nieren
Lever
Dunne darm
Dikke darm
Slide 30 - Question de remorquage
Verteringsstelsel
Zenuwstelssel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel
Slide 31 - Question de remorquage
Opdracht: Combineer het begrip met de taak die het heeft
Orgaanstelsel:
Taak:
Voedsel verteren
Stevigheid geven
Transport van bloed zuurstof een andere voedingsstoffen
Opnemen van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide
Geleiden van electrische impulsen
Zorgen voor beweging
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel
Bottenstelsel
Zenuwstelsel
Verteringsstelsel
Slide 32 - Question de remorquage
Uitscheidingsstelsel
Ademhalingsstelsel
Voortplantingsstelsel
Beenderenstelsel
Bloedvatenstelsel
Zenuwstelsel
Huid
Verteringsstelsel
Lymfestelsel
Spierstelsel
Hormoonstelsel
Slide 33 - Question de remorquage
Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken.