Uitdrukkingen

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Doelen
1. Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
2. Je kent de betekenis van tien uitdrukkingen. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

De jongen ziet de wereld door een roze bril.
Wat wordt daarmee bedoeld?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

De jongen ging op bezoek bij de directeur en liep op eieren.
Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 7 - Carte mentale

Er bestaan nog veel meer uitdrukkingen

Slide 8 - Diapositive

Onderstaande uitdrukkingen gaan we vandaag leren:
1. Hoge bomen vangen veel wind.
2. Jasper loopt met zijn hoofd in de wolken.
3. Olaf gaat op zijn strepen staan.
4. Sabrina heeft haar diploma met de hakken over de sloot gehaald.
5. Blaffende honden bijten niet.
6. Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
7. Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.
8. De appel valt niet ver van de boom.
9. Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.
10. Toen Bram thuiskwam, vond hij de hond in de pot.

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
1. Ga naar de breakoutroom.
2. Zoek allemaal een uitdrukking op op internet.
3. Deel hem met je groepje.
4. Zoek de volgende uitdrukking op.
5. Deel hem weer met elkaar.
enz. 
Over 10 minuten komen we weer bij elkaar en doen we een quiz

Slide 10 - Diapositive

Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen.

Slide 11 - Question ouverte

Toen Bram thuiskwam, vond hij de hond in de pot.
A
De hond was in de pan gesprongen
B
De hond had het eten opgegeten
C
De hond was verstoppertje aan het spelen
D
Bram kwam te laat thuis voor het eten. Alles was op.

Slide 12 - Quiz

Hoge bomen vangen veel wind.

Slide 13 - Question ouverte

De appel valt niet ver van de boom.
A
Je blijft altijd dichtbij je ouders.
B
Je lijkt op je ouders

Slide 14 - Quiz

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel

Slide 15 - Question ouverte

Als één schaap over de dam is, volgen er meer.

Slide 16 - Question ouverte

Iedereen gaat tijdens de discussie op zijn strepen staan.
A
Iedereen gaat op zijn eigen plaats staan
B
Iedereen blijft bij zijn eigen mening. Niemand geeft toe.

Slide 17 - Quiz

Ze heeft haar diploma met de hakken over de sloot gehaald.
A
Ze was bijna gezakt, maar heeft het toch net gehaald.
B
Ze heeft haar diploma met goede cijfers gehaald.

Slide 18 - Quiz

Hij loopt met zijn hoofd in de wolken.

Slide 19 - Question ouverte

Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.
A
Als je een paard tegenkomt mag je niet in zijn bek kijken.
B
Iets wat je weggeeft, moet je niet eerst zelf bekijken.
C
Iets wat je gekregen hebt, daar moet je niet over klagen.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Ik weet nu de betekenis van de tien uitdrukkingen.
110

Slide 22 - Sondage

Wat ging goed?

Slide 23 - Carte mentale

Wat kan een volgende keer beter?

Slide 24 - Carte mentale