3.2 Formuletaal

Startopdracht

Noteer de symbolen van de volgende stoffen:
- Barium
- Kalium
- Zuurstof
- Koolstof
- Kwik
- Zwavel
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Startopdracht

Noteer de symbolen van de volgende stoffen:
- Barium
- Kalium
- Zuurstof
- Koolstof
- Kwik
- Zwavel

Slide 1 - Diapositive

H3
§3.2 Formule taal

Slide 2 - Diapositive

Welkom- zoek je plek

Slide 3 - Diapositive

Deze les:

- SO elementen
- Uitleg paragraaf 3.2 Formule taal
- Maken van opdrachten 3.2

Slide 4 - Diapositive

SO elementen
    1/5 deel van het cijfer voor toetscijfer H3 in magister
  
    Onvoldoende= herkansen (eerste cijfer blijft staan)

Slide 5 - Diapositive

SO elementen
Pak je laptop en zet de tafels iets uit elkaar / verspreid je in het lokaal

Ga naar de klas lessonUp van scheikunde. 
De SO start vanzelf. 
Tijd= 10 min
Klaar= laptop dicht en naar buiten kijken

Slide 6 - Diapositive

L3-8 Ik kan uitleggen hoe je een molecuultekening maakt.
L3-9 Ik kan uitleggen hoe je een molecuulformule opstelt door gebruik te maken van de begrippen: coëfficiënt en index.
L3-10 Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een ontleedbare en niet-ontleedbare stof en kan hier enkele voorbeelden van noemen.
L3-11 Ik ken alle belangrijke formules van stoffen uit tabel 3.6 en 3.7 uit mijn hoofd.
Leerdoelen paragraaf 3.2

Slide 7 - Diapositive

2 min om 3.2 door te bladeren
Besluit of je bij groen of rood gaat zitten

- Rood gaat links zitten: gaat zelfst. stil werken.
- Groen gaat rechts zitten: krijgt uitleg.

timer
2:00

Slide 8 - Diapositive

Waar ga je zitten
- Rood; gaat stil aan het werk met:
1. Maken van de vragen uit deze Lesson Up (zie klas) (score check)
2. Maken van 3.2 opdracht 20 t/m 27
3. Nakijken van de opdrachten met rode pen
Klaar? Ga iets voor een ander vak doen en laat aan eind vd les zien wat je hebt gedaan.
Aan einde van de instructie van groen krijgen jullie 5 vragen over de inhoud.
- Groen; krijgt uitleg.


Slide 9 - Diapositive

Uitleg
§3.2 Formule taal
Moleculen - atomen - elementen

Slide 10 - Diapositive


Uit hoeveel soorten moleculen bestaat glucose?
A
1
B
3
C
20
D
24

Slide 11 - Quiz

Uit hoeveel soorten
elementen bestaat glucose?
A
1
B
3
C
20
D
24

Slide 12 - Quiz

Uit hoeveel atomen
bestaat glucose?
A
1
B
3
C
20
D
24

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive


  • Niet-ontleedbare stoffen zijn opgebouwd uit één atoomsoort. Je schrijft dan achter het symbool tussen haakjes de fase van de stof, bijvoorbeeld Cu (s) of He (g).
  • Er zijn zeven niet-ontleedbare stoffen die uit moleculen bestaan. Deze moleculen bestaan uit twee dezelfde atomen. Die noem je ook wel de diatomaire moleculen
Formule taal

Slide 15 - Diapositive

Claartje Fietst Niet In Haar OnderBroek


Ezelsbruggetjes 
Er zijn zeven niet-ontleedbare stoffen die uit moleculen bestaan. Deze moleculen bestaan uit twee dezelfde atomen. Die noem je ook wel de diatomaire moleculen. Hieronder staan 3 ezelsbruggetjes om ze te onthouden.
De letters in hoofdletters zijn de niet-ontleedbare stoffen waarvan de moleculen uit 2 atomenbestaan.

Slide 16 - Diapositive

Belangrijke formules van ontleedbare stoffen

Figuur 3.7
Deze moet je kennen!

Slide 17 - Diapositive

Naast de systematische naam (paragraaf 3), heb je ook een aantal triviale namen.


Triviale namen
Enkele stoffen hebben een niet-systematische naam.
  

Zo noem je H2O water en niet diwaterstofoxide. Leer de stoffen en formules van tabel 3.5 uit je hoofd.

Slide 18 - Diapositive

Belangrijke begrippen
Molecuultekening
Molecuultekening van water
Bestaat uit:
  • 1 atoom zuurstof (O)
  • 2 atomen waterstof (H)
  • 1 molecuul

Molecuulformule
Molecuulformule:
2x een H-atoom
1x een O-atoom
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Index
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Coëfficiënt
Coëfficiënt staat voor de molecuulformule en geeft aan hoeveel moleculen ervan zijn. 

Voorbeeld: 3 CO2
3 * 1 atomen C (koolstof) dus 3 atomen totaal
3 * 2 atomen O (zuurstof) dus 6 atomen totaal

Slide 19 - Diapositive

Molecuultekening
Molecuultekening van water
Bestaat uit:
  • 1 atoom zuurstof (O)
  • 2 atomen waterstof (H)
  • 1 molecuul

Molecuulformule
Molecuulformule:
2x een H-atoom
1x een O-atoom
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Index
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Coëfficiënt
Coëfficiënt staat voor de molecuulformule en geeft aan hoeveel moleculen ervan zijn. 

Voorbeeld: 3 CO2
3 * 1 atomen C (koolstof) dus 3 atomen totaal
3 * 2 atomen O (zuurstof) dus 6 atomen totaal

Uitleg van deze slide

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag
met het huiswerk 
  • §3.2 maken opdracht 20 t/m 27
  • nakijken deze opdrachten

Slide 21 - Diapositive

Wat is waar?
A
Atomen en moleculen zijn hetzelfde
B
Atomen bestaan uit moleculen
C
Moleculen bestaan uit atomen
D
Moleculen en atomen vormen een verbinding

Slide 22 - Quiz

Moleculen bewegen langs elkaar 
Moleculen trillen maar blijven op hun plaats
Rooster
Gas
Vloeibaar
Vast
Moleculen zijn los van elkaar

Slide 23 - Question de remorquage

Prik de termen in de juiste groep.
Mengsel
Zuivere stof
1 soort moleculen aanwezig
Kristalsuiker
Kook- en smelttraject
Bestaat uit meerdere atomen of molecuulsoorten
Cola
Scheiden
Emulgator
Kook- en smeltpunt

Slide 24 - Question de remorquage

Wat is de coëfficiënt
van de afgebeelde
moleculen?
A
4 C2H6O
B
3 C2H6O
C
6 C2H6O
D
5 C2H6O

Slide 25 - Quiz

Wat geeft de index aan?
A
aantal moleculen
B
aantal atomen
C
aantal atomen in het molecuul
D
aantal moleculen in het atoom

Slide 26 - Quiz

Wat geeft het coëfficiënt aan?
A
aantal moleculen
B
aantal atomen
C
aantal atomen in het molecuul
D
aantal moleculen in het atoom

Slide 27 - Quiz

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
C8H3
B
C3H8
C
C8H3
D
C3H8

Slide 28 - Quiz

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
CO2
B
2CO
C
C2O
D
CO2

Slide 29 - Quiz

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
H3N
B
HN3
C
N3H
D
3HN

Slide 30 - Quiz