Hoofdstuk 4 'Een eigen bedrijf'

Hoofdstuk 4
Een eigen bedrijf
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4
Een eigen bedrijf

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 4.1 t/m 4.14
Deadline: 21-1-22
(voordat je naar de les komt)

Slide 2 - Diapositive

4.1 Werken
  • In loondienst -  in dienst van iemand anders
  • Zelfstandige met personeel -
    eigenaar van een bedrijf
  • Zelfstandige zonder personeel (ZZP)

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 4.1

Slide 4 - Diapositive

Wil je later eigen baas worden?
JA
NEE

Slide 5 - Sondage

Voordeel van eigen baas zijn

Slide 6 - Carte mentale

Paragraaf 4.2
Omzet, brutowinst en nettowinst

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 4.2
a. Met hoeveel % is het aantal zzp'ers in de periode 2008 tot 2018 gestegen?


b. Bereken hoeveel % van 
werkenden zelfstandig
was in 2018? 


loondienst
zelfstandig met personeel
zelfstandig zonder personeel
2008
7.164.000
343.000
810.000
2013
6.947.000
320.000
957.000
2018
7.294.000
350.000
1.070.000
Antwoord 4.2a
(N-O)/O x 100%
(1.070.000-810.000)/810.000 x 100% = 32,1%
Antwoord 4.2b
Zowel zelfstandig met als zonder personeel!

(350.000+1.070.000)/(7.294.000+350.000+1.070.000) x 100% = 16,3%

Slide 8 - Diapositive

Verwachte omzet
  • Het geld dat een bedrijf verdient door de verkoop van producten noemen we de omzet.
  • Alle artikelen die je in een bepaalde periode verkoopt noemen we de afzet.
  • Formule:
    Omzet = afzet × verkoopprijs

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
  • De Hema verkoopt 500 tompoucen voor € 2 per stuk. 
  • De afzet = het aantal verkochte tompoucen = 500
  • De verkoopprijs = € 2,00
  • De omzet = de afzet x de verkoopprijs = 500 x € 2,00 = €1.000

Slide 10 - Diapositive

Blokker verkoopt op een dag:
10 stofzuigers van €300 en 20 koffiezetapparaten €400. Wat is de omzet van die dag?
A
€ 3.000
B
€ 11.000
C
€ 8.000
D
€ 12.000

Slide 11 - Quiz

Brutowinst
  • De tompoucen die de Hema verkoopt moeten ze ook inkopen.  Dit kost geld. 
  • Ze noemen dit de inkoopwaarde van de omzet
  • Als we de inkoopwaarde van de omzet van de omzet afhalen, dan houden we de brutowinst over. 
  • Formule:
    Brutowinst = Omzet -/- inkoopwaarde van de omzet

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
  • In het vorige voorbeeld had de Hema een omzet van: 
    500 tompoucen x € 2,00 = € 1.000
  • De Hema koopt de tompoucen in voor € 1,50 per stuk. 
  • De inkoopwaarde van de verkoop = afzet x inkoopprijs = 
    500 x € 1,50 = € 750
  • De brutowinst = omzet - inkoopwaarde van de omzet =
     € 1.000 - € 750 = € 250 

Slide 13 - Diapositive

Blokker verkoopt 10 stofzuigers voor € 300 met een inkoopprijs van € 250 en 20 koffiezetapparaten voor € 400 met een inkoopprijs van € 300. Wat is de brutowinst van Blokker?
A
€ 2.500
B
€ 3.000
C
€ 2.000
D
€ 3.500

Slide 14 - Quiz

Welke kosten heeft een ondernemer nog meer (behalve inkoopkosten)?

Slide 15 - Question ouverte

Bedrijfskosten
Behalve de inkoopwaarde van de omzet, heeft een bedrijf nog andere kosten. Neem het voorbeeld van de Hema: 
Om producten te kunnen verkopen moet de Hema een pand huren. Ook heeft de Hema verkoopmedewerkers nodig om de tompoucen te kunnen verkopen. 
Deze kosten noemen we bedrijfskosten.

Slide 16 - Diapositive

Nettowinst
De brutowinst waarvan de bedrijfskosten worden afgetrokken. 
Formule:
Nettowinst = brutowinst -/- bedrijfskosten

Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld
  • De brutowinst van de Hema was = € 250 
  • De personeelskosten van die dag zijn €100, de huur van het pand € 75 en de energiekosten € 25. 
  • De nettowinst = de brutowinst -/- de bedrijfskosten
  • De bedrijfskosten zijn hier de personeelskosten, de huurkosten en de energiekosten: 100+75+25 = € 200
  • De nettowinst = 250 - 200 = € 50

Slide 18 - Diapositive

Alle formules op een rijtje
Omzet = afzet x verkoopprijs
Inkoop(waarde omzet) =  afzet x inkoopprijs
Brutowinst = omzet -/- inkoopwaarde omzet
Nettowinst = brutowinst -/- bedrijfskosten

Slide 19 - Diapositive

Blokker heeft een brutowinst van €2.500. Het bedrijf heeft de volgende bedrijfskosten: huurkosten € 800, personeelskosten € 700, energiekosten € 250 en marketingkosten € 200. Wat is de nettowinst van Blokker?
A
€ 550
B
€ 600
C
€ 500
D
€ 350

Slide 20 - Quiz

Zelf aan de slag

Maak alle opdrachten van paragraaf 4.2
(deel al gemaakt)


Slide 21 - Diapositive

Ondernemingsplan

Slide 22 - Diapositive

Programma
  • Start van de les
  • Proefwerk inzien 
  • Opdracht ondernemingsplan uitleggen (voor een cijfer)
  • Theorie: wat is een ondernemingsplan en waaruit bestaat het.
  • Opgaven maken (4.18, 4.20, 4.22, 4.23)
  • Afsluiting

Slide 23 - Diapositive

Opdracht: ondernemingsplan maken
  • Deadline: vrijdag 11 maart
  • Inleveren: c.poppe@arentheemcollege.nl
  • Bouwsteen 4.2 als basis
  • Je mag zelf weten welk soort onderneming je begint
  • Groepsvorming - iedereen heeft een groepje, anders deelt docent in. 
  • Inleveren in Word of PPT

Slide 24 - Diapositive

Doel van de les
Aan het einde van de les weten jullie waarvoor je een ondernemingsplan maakt en welke onderdelen er in een ondernemingsplan thuishoren. 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Ondernemingsplan
In een ondernemingsplan werkt een startende ondernemer in detail al zijn plannen en ideeën uit. 



Doel van de onderneming
Wat wil je met de onderneming bereiken? 
Wie is de ondernemer?
Je vertelt wie je bent en welke vaardigheden je beschikt om de onderneming tot een succes te maken. 
Regels
Aan welke regels moet de ondernemer zich houden. Dit is afhankelijk van het soort onderneming dat hij gaat starten. 
Vergunningen
Welke vergunningen moet de ondernemer aanvragen? Waar kan hij die vergunningen aanvragen. Het kost geld om een vergunning aan te vragen. 
Doelgroep
Welke doelgroep wil je bereiken? Tieners, jongeren, gepensioneerden, vrouwen, snelle jongens,.....?
Marketingplan
Hoe wil je jouw producten onder de aandacht brengen? 
Financieel plan
Wat verwacht je te verkopen en tegen welke prijs? Welke kosten verwacht je dat je moet maken? 

Slide 27 - Diapositive

Financieel plan
Verwachte afzet, omzet, brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst. 

Slide 28 - Diapositive

De SWOT Analyse

Slide 29 - Diapositive

Marketingplan
Hoe ga je jouw producten en/of diensten onder de aandacht brengen van je potentiële klanten. 
Hoe is de markt waarop jij je producten en/of diensten gaat aanbieden? En hoe ga je daarop inspelen? 
  • SWOT-analyse
  • Marketingmix (4P's - plaats, product, prijs, promotie)

Slide 30 - Diapositive

SWOT-analyse 
Wat zou de SWOT-analyse voor Mc Donalds kunnen zijn?

Slide 31 - Diapositive

Werktijd PO
  • Ga in werkgroepjes zitten
  • Maak eerst het financieel plan af (document 4)
  • Ga daarna verder met document 1 (productidee)
  • Heb het als eerste met elkaar over de sterke/zwakke punten binnen jullie SWOT analyse
  • Verdeel daarna de overige onderdelen van document 1 

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag
4.18, 4.20, 4.22, 4.23

Slide 33 - Diapositive