Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
5.4 Wat houd je over?
Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent
Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent
Slide 1 - Diapositive
Voorbeeld Jelle koopt een bank in die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is €600. Jip rekent een brutowinstopslag van 75%. Wat is de verkoopprijs?
Slide 2 - Question ouverte
In een zwembad verkoopt Ron op een dag 615 blikjes fris. De consumentenprijs (!) van één blikje is € 2,25. Hoeveel omzet heeft Ron?
Slide 3 - Question ouverte
Een snackbar verkoopt: 100 porties patat (1,75 per stuk) 50 frikadellen (1,25 per stuk) 20 kroketten (1,30 per stuk) Bereken de afzet
Slide 4 - Question ouverte
Verkoopprijs van een paar schoenen is 70 euro. Bereken de consumentenprijs
Slide 5 - Question ouverte
De consumentenprijs van een paar schoenen is 150 euro. Bereken de verkoopprijs
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Leerdoel 1:
Je kunt uitleggen wat inkoopwaarde is.
Slide 8 - Diapositive
Inkoopprijs vs. inkoopwaarde
Inkoopprijs = de prijs per stuk die je betaald voor 1 product dat je inkoopt.
Inkoopwaarde = de waarde van alle ingekocht producten, dus meer dan 1!
Slide 9 - Diapositive
Voorbeeld
Inkoopprijs van 1 tompouce van de HEMA = € 0,45
Inkoopwaarde van de HEMA op 25 maart =
Tompouce = 100 x € 0,45 = € 45,-
Totale inkoopwaarde = € 45,-
Slide 10 - Diapositive
Leerdoel 2
Je weet wat brutowinst is en je kan deze berekenen.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Leerdoel 3:
Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
Slide 13 - Diapositive
Brutowinst is dé winst?
Is de brutowinst het inkomen van de ondernemer?
NEE!!
Naast de kosten van inkoop van artikelen, heb je nog meer kosten.
Welke?
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Hoeveel geeft de AH uit aan tv reclame? (2019)
A
36 miljoen euro
B
58,8 miljoen euro
C
2 miljoen euro
D
€ 720.000
Slide 16 - Quiz
Leerdoel 4:
Je weet wat Nettowinst is en kunt deze berekenen.
Slide 17 - Diapositive
Brutowinst vs. nettowinst
Nettowinst is er als allee kosten betaald zijn.
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Overige bedrijfskosten -
Nettowinst / verlies
Slide 18 - Diapositive
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettowinst / verlies
€ 5.000,-
€ 1.500,- -
€ 3.500,-
€ 2.500,- - € 4. 000
€ 1.000,- - €500
Slide 19 - Diapositive
Stel je bent eigenaar van de Etos. Noem een voorbeeld van jouw bedrijfskosten.
Slide 20 - Question ouverte
Omzet = € 50,- Inkoopwaarde = € 5,- Overige bedrijfskosten zijn € 25,- Bereken de brutowinst en de nettowinst
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Vidéo
Hoe zou Ruben zijn omzet voor een school kunnen berekenen?
A
verkoopprijs van 1 box voor de kinderen
B
Kosten van drones die hij heeft gebruikt.
C
Aantal drones dat zijn stuk gegaan.
D
aantal kinderen in de les x verkoopprijs per kind
Slide 23 - Quiz
Welke bedrijfskosten heeft Ruben?
Slide 24 - Question ouverte
Ruben heeft al € 5000 omzet. Wat moet hij daarmee doen om de nettowinst uit te rekenen?
A
Min Inkoopwaarde en dan min de bedrijfskosten.
B
Keer de afzet.
C
Plus inkoopwaarde en dan min de bedrijfskosten .
D
De omzet is zijn nettowinst.
Slide 25 - Quiz
Omzet
afzet x verkoopprijs
afzet x inkoopprijs
Brutowinst
Inkoopwaarde -
Overige / bedrijfskosten -
kosten om de winkel/bedrijf te laten functioneren
Nettowinst
de winst die overblijft als je alles hebt betaald
O
I
B
O
N
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Vidéo
Failliet gaan is?
Slide 28 - Carte mentale
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.