Les 7 codes kraken!
1 / 10
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
1. Maak één zin met het onderwerp ‘ Mijn slaapkamer’, een werkwoordelijk gezegde dat uit 2 werkwoorden bestaat en een lijdend voorwerp dat uit een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord bestaat
Slide 3 - Question ouverte
2. Maak een zin die bestaat uit 5 zinsdelen, het werkwoord ‘mailen’ en een meewerkend voorwerp.
Slide 4 - Question ouverte
3. Maak een zin die precies uit de volgende woordsoorten bestaat:
P.VNW – WW -B.VNW -BNW -ZNW – VZ- LW – ZNW – WW.
P.VNW – WW -B.VNW -BNW -ZNW – VZ- LW – ZNW – WW.
Slide 5 - Question ouverte
4. Maak een zin die precies uit de volgende woordsoorten bestaat:
VZ – B.VNW – ZNW – WW – LW -ZNW – LW – BNW - ZNW – WW – WW.
VZ – B.VNW – ZNW – WW – LW -ZNW – LW – BNW - ZNW – WW – WW.
Slide 6 - Question ouverte
5. Maak een zin met de volgende functies:
WIE – handeling (WW) – WAAR – HOE LAAT – WAT – HOE – handeling (WW)
WIE – handeling (WW) – WAAR – HOE LAAT – WAT – HOE – handeling (WW)
Slide 7 - Question ouverte
6. Maak een zin waarbij jijzelf het onderwerp bent en jij aangeeft wat je dit weekend gaat doen.
Slide 8 - Question ouverte
7. Maak een zin die precies uit de volgende woordsoorten bestaat:
ZNW – WW – LW – ZNW – VZ – B.VNW – ZNW.
ZNW – WW – LW – ZNW – VZ – B.VNW – ZNW.
