unit 5 catch up

Catch up/ OefenPW
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Catch up/ OefenPW

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

to be
(past simple)

Slide 3 - Diapositive

to be (past simple)
  • to be = zijn
  • past simple = verleden tijd

  • To be in de verleden tijd kent 2 vormen:
  • was
  • > I, he, she, it
  • were
  • > you, we, you, they

Slide 4 - Diapositive

to be (past simple)
Bevestigend (+)
Ontkennend(-)
Vragend (?)
I was.
 I wasn't.
Was I?
You were.
You weren't
Were you?
He was.
He wasn't
Was he?
She was.
She wasn't
Was she?
It was.
It wasn't.
Was it?
We were.
We weren't
Were we?
You were.
You weren't.
Were you?
They were.
They weren't.
Were they?

Slide 5 - Diapositive

past simple
(bevestigen)

Slide 6 - Diapositive

past simple
  • past simple = verleden tijd

  • Je maakt de past simple (meestal) door -ed achter het werkwoord te zetten.
  • work > worked
  • Als er al een -e staat, zet je alleen een -d achter het werkwoord.
  • hike > hiked

Slide 7 - Diapositive

past simple
ontkennen

Slide 8 - Diapositive

past simple (ontkennen)
  • past simple = verleden tijd

  • Ontkenningen in de past simple maak je met:                 didn't + werkwoord
  • She played a game. > She didn't play a game.

  • LET OP: je zet dus GEEN -(e)d achter het werkwoord!

Slide 9 - Diapositive

past simple
vragen

Slide 10 - Diapositive

past simple (vragen)
  • past simple = verleden tijd

  • Vragen in de past simple maak je met:                         Did ... + werkwoord ... ?
  • He worked hard. > Did he work hard?

  • LET OP: je zet dus GEEN -(e)d achter het werkwoord!

Slide 11 - Diapositive

past simple
Bevestigend (+)
(w.w. + ed)
Ontkennend(-)
(didn't + w.w.)
Vragend (?)
(Did ... + w.w.)
I worked hard.
I didn't work hard.
Did I work hard?
You worked hard.
You didn't work hard.
Did you work hard?
He worked hard.
He didn't work hard.
Did he work hard?
She worked hard.
She didn't work hard.
Did she work hard?
It worked hard.
It didn't work hard.
Did it work hard?
We worked hard.
We didn't work hard.
Did we work hard?
You worked hard.
You didn't work hard.
Did you work hard?
They worked hard.
They didn't work hard.
Did they work hard?

Slide 12 - Diapositive

plural
(meervoud)

Slide 13 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Algemeen 3
Algemeen 4
Let op
Uitzonderingen 1
Uitzonderingen 2

Slide 14 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Algemeen 4
Let op
Uitzonderingen 1
Uitzonderingen 2

Slide 15 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Let op
Uitzonderingen 1
Uitzonderingen 2

Slide 16 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Uitzonderingen 1
Uitzonderingen 2

Slide 17 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Eindigt het zelfstandig naamwoord op -f, dan verandert de -f in -ves 
(wolf > wolves / knife > knives)
Uitzonderingen 1
Uitzonderingen 2

Slide 18 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Eindigt het zelfstandig naamwoord op -f, dan verandert de -f in -ves 
(wolf > wolves / knife > knives)
Uitzonderingen 1
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd enkelvoud  (hair / fish / sheep)

Uitzonderingen 2

Slide 19 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Eindigt het zelfstandig naamwoord op -f, dan verandert de -f in -ves 
(wolf > wolves / knife > knives)
Uitzonderingen 1
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd enkelvoud  (hair / fish / sheep)
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd meervoud (trousers / glasses / scissors)
Uitzonderingen 2

Slide 20 - Diapositive

New grammar: plural
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Eindigt het zelfstandig naamwoord op -f, dan verandert de -f in -ves 
(wolf > wolves / knife > knives)
Uitzonderingen 1
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd enkelvoud  (hair / fish / sheep)
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd meervoud (trousers / glasses / scissors)
Uitzonderingen 2
Sommige zelfstandig naamwoorden hebben een eigen meervoudsvorm
(man > men / child > children / tooth > teeth / foot > feet / mouse > mice)

Slide 21 - Diapositive

could
&
couldn't

Slide 22 - Diapositive

Could / couldn't
  • Betekenis: Zou (niet) kunnen

  • Gebruik: 
  • - beleefde vraag       Could you please help me.     
  • - voorstel                  We could ask him to help us.
      

Slide 23 - Diapositive

Could / couldn't
  • Betekenis: Zou (niet) kunnen

  • Gebruik: 
  • - beleefde vraag       Could you please help me.     
  • - voorstel                  We could ask him to help us.
      

Bij could en couldn't gebruik je altijd het hele werkwoord

Slide 24 - Diapositive

's or s'

Slide 25 - Diapositive

's or s'
Gebruik:
  • Je gebruikt 's en s' om bezit aan te geven.
  • Je geeft met 's en s' aan van wie iets is.

Vorm:
  • 's gebruik je bij bezit van één persoon.
  • s' gebruik je bij bezit van een meerdere personen, als er een meervouds -s staat.

Voorbeelden:
  • Mister Sebel's lightsaber. (Bezit van één persoon)
  • Marcus's schoolbag. (Bezit van één persoon)

  • My brothers' cars. (Bezit meerdere personen met meervouds -s)
  • Their neighbours' house. (Bezit meerdere personen met meervouds -s)

Slide 26 - Diapositive

Unit 5: Catch up
Do:
Alle oefeningen


Slide 27 - Diapositive