2 basis 4.7 splitsbare werkwoorden

2 Basis splitsbare werkwoorden
Grammatica


Maurice @ PIBLW
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2 Basis splitsbare werkwoorden
Grammatica


Maurice @ PIBLW

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen


Ik herken splitsbare werkwoorden
Ik herken voorzetsels
Ik kan splitsbare werkwoorden gebruiken
Ik oefen in met splitsbare werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Ik let goed op
Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.


Je benoemt de beide delen als werkwoord (ww).

Slide 3 - Diapositive

voorbeelden
  • opeten
  • Ik eet die taart wel op.
  • nakijken
  • Mijn docent kijkt de toetsen altijd snel na.
  • uitnodigen
  • Wij nodigen jou uit.

Slide 4 - Diapositive

MAAR
Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. 

Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.


Slide 5 - Diapositive

waar is de muis?
De muis gaat in de doos

Slide 6 - Diapositive

Kijk waar 'op' staat
Ik zit op de bank

hele werkwoord = zitten 
op = voorzetsel


Let je goed op?

hele werkwoord = opletten 
op = deel van een splitsbaar werkwoord


Slide 7 - Diapositive

Is het volgende werkwoord splitsbaar?
Uitleggen
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Ik lig op de bank
Wat is 'op'?
A
onderdeel van het splitsbaar werkwoord opliggen
B
een los voorzetsel

Slide 9 - Quiz

'uitleggen' (= to explain)
Geef een voorbeeld zin.

Slide 10 - Question ouverte

Welk werkwoord kan je opsplitsen?
A
Verblijven
B
Nakijken
C
Voetballen
D
Tekenen

Slide 11 - Quiz

'nakijken' (= to check)
Geef een voorbeeld zin.

Slide 12 - Question ouverte

Zij staat aan de rand van het meer.
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord
(ww) of een voorzetsel (vz)?
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)

Slide 13 - Quiz

Zij trekt een leuk jurkje aan.
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww)
of een voorzetsel (vz)?
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)

Slide 14 - Quiz

Welk woord is géén splitsbaar werkwoord?
A
opsluiten
B
voortrekken
C
nadenken
D
allemaal splitsbaar

Slide 15 - Quiz

noem een splitsbaar werkwoord

Slide 16 - Carte mentale

Een voorbeeld van een splitsbaar werkwoord is
A
opmaken
B
maken
C
openen
D
opperen

Slide 17 - Quiz

Lesdoelen


Ik herken splitsbare werkwoorden of
Ik herken een voorzetsel
Ik kan splitsbare werkwoorden gebruiken
Ik oefen in de les

Slide 18 - Diapositive