§4.7 - Meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

HV1 - 13 april 

§4.7 - meewerkend voorwerp

Lesdoel

Aan het eind van de les kan je het meewerkend voorwerp herkennen en aanwijzen in een zin.

We herhalen hiervoor: PV, WG/NG, O, LV

Wat is een persoonsvorm?

De leraar deelde de slecht gemaakte toets uit aan de leerlingen.
Wat is de pv?

Wat is het verschil tussen een WG en een NG?

NG of WG? En noem ook de woorden die het gezegde noemen:
De leraar deelde de slecht gemaakte toets uit aan de leerlingen.

Wat is een Onderwerp?

Wat is het Onderwerp?
De leraar deelde de slecht gemaakte toets uit aan de leerlingen.

Wat is een lijdend voorwerp?

Wat is het lijdend voorwerp?
De leraar deelde de slecht gemaakte toets uit aan de leerlingen.

Dus:

pv = werkwoord dat verandert als je de zin verandert van tijd of getal

WG = geeft aan wat iets/iemand doet

NG = geeft aan wat iets/iemand is

O = degene die de handeling uitvoert 

LV = iets/iemand die de handeling ondergaat

Meewerkend voorwerp

Een meewerkend voorwerp is iets/iemand die meewerkt met het onderwerp. 

Vaak ontvangt het meewerkend voorwerp het lijdend voorwerp van het onderwerp.

Je kunt het meewerkend voorwerp op 2 manieren vinden.

Ik geef mijn tante een cadeau.

ik | geef | mijn tante | een cadeau

1. Door de vraag: aan/voor wie/wat + wg + o + lv?

2. Met de aan/voor-proef

> als het zinsdeel begint met aan of voor en je kan het weglaten

> als je aan of voor voor het zinsdeel kan zetten

Wat is het meewerkend voorwerp?
De leraar deelde de slecht gemaakte toets uit aan de leerlingen.

Aan de slag

Kijk in magister.me bij '2 - Grammatica zinsdelen (§4.7!)' welke opdrachten je moet maken.