H1 B1 (2KGT)

Verbranding
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Verbranding

Slide 1 - Diapositive

Planning
Leerdoelen
Uitleg
Aan de slag!
Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
1. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.
2. Je kunt het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.

Slide 3 - Diapositive

Zuurstof en koolstofdioxide
Kaarsvet is een brandstof. Voor verbranding is zuurstof nodig.

Ontstaan nieuwe stoffen: water en koolstofdioxide.

Bij verbranding worden een brandstof en zuurstof omgezet in water, koolstofdioxide en energie:
brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie


Slide 4 - Diapositive

brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Slide 5 - Diapositive

Energie
Energierijke voedingsstoffen: hier zit veel energie in, namelijk glucose.
Zuurstof: dit is nodig om energie uit de glucose vrij te maken.
Verbranding: energie komt vrij wanneer glucose wordt verbrand.

Glucose + zuurstof -> koolstofdioxide + water + energie

Slide 6 - Diapositive

Inspanning
Inspanning = hebben de cellen in je spieren meer energie nodig.
Doordat er meer verbranding plaatsvindt, krijg je het warmer.

Slide 7 - Diapositive

Maken opdrachten 1 t/m 7 (blz 10) Klaar? Test jezelf!

Om iets te laten branden heb je 3 dingen nodig:
1. Brandstof
2. Zuurstof
3. Ontbrandingstemperatuur
brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie
Verbranding = hierdoor komt warmte vrij.
Inspanning = hebben de cellen in je spieren meer energie nodig.




Slide 8 - Diapositive

Voor verbranding heb je brandstof nodig.
Wat is de brandstof voor een mens?
A
koolstofdioxide
B
glucose
C
zuurstof
D
kaarsvet

Slide 9 - Quiz

Wat is verbranding?
A
Een reactie tussen brandstof en koolstofdioxide
B
Een reactie tussen brandstof en water
C
Een chemische reactie
D
Energie verbruiken

Slide 10 - Quiz

Wie doen er aan verbranding?
A
Alleen planten
B
Alleen dieren
C
Planten en dieren
D
Alle levende organismen

Slide 11 - Quiz

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof -> koolstofdioxide + water + energie
B
koolstofdioxide + water =-> glucose + zuurstof + energie
C
koolstofdioxide + glucose + energie -> zuurstof + water
D
glucose + water + energie -> koolstofdioxide + zuurstof

Slide 12 - Quiz

Bij verbranding...
A
verbruik je energie
B
krijg je energie
C
kost energie
D
kom energie vrij

Slide 13 - Quiz

Het ademhalingsstelsel

Slide 14 - Diapositive

Planning
Nakijken
leerdoelen
Uitleg + filmpje
Aan de slag
Afsluiten

Slide 15 - Diapositive

Nakijken blz 10

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen
.Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.

Slide 17 - Diapositive

Ademhalingstelsel
Ademhalingsstelsel: inademen en uitademen. Zuurstof verversen voor je organen.
Middenrif: de spier tussen de borstholte en de buikholte.

Slide 18 - Diapositive

Neusholte
Neusslijmvlies: vochtige slijmlaag in de neusholte.
Trilharen: verplaatsen het slijm met de stofdeeltjes naar de keelholte. 

Slide 19 - Diapositive

Keelholte

Huig: klepje dat de neusholte afsluit als je voedsel inslikt.
Strotklepje: klepje dat de luchtpijp afsluit als je voedsel inslikt.

Slide 20 - Diapositive

Ademen
Slikken

Slide 21 - Diapositive

Stikken
Slikken

Slide 22 - Diapositive

Longen
Luchtpijp: holle buis waardoor lucht naar de longen stroomt.
Bronchiën: vertakkingen van de luchtpijp.
Longblaasjes: deel van de longen waar zuurstof wordt opgenomen in het bloed

Slide 23 - Diapositive

Maken 1 t/m 7 (blz 18) Klaar? test jezelf
Ademhalingsstelsel: inademen en uitademen. Zuurstof verversen voor je organen.
Middenrif: de spier tussen de borstholte en de buikholte.
Neusslijmvlies: vochtige slijmlaag in de neusholte.
Trilharen: verplaatsen het slijm met de stofdeeltjes naar de keelholte. 
Huig: klepje dat de neusholte afsluit als je voedsel inslikt.
Strotklepje: klepje dat de luchtpijp afsluit als je voedsel inslikt.
Luchtpijp: holle buis waardoor lucht naar de longen stroomt.
Bronchiën: vertakkingen van de luchtpijp.
Longblaasjes: deel van de longen waar zuurstof wordt opgenomen in het bloed

Slide 24 - Diapositive