SO4 4BBL

SO4 4BBL

17 t/m 21 maart



BOEK 4A
Thema 8: Regeling
Thema 9: Zintuigen

1 / 91
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 91 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

SO4 4BBL

17 t/m 21 maart



BOEK 4A
Thema 8: Regeling
Thema 9: Zintuigen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 8.1: Het zenuwstelsel

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  • Leerdoelen
  • Uitleg BS 8.1
  • Opdrachten maken

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen

  • Je kunt de delen van het zenuwstelsel noemen.
  • Je kunt de werking van het zenuwstelsel beschrijven.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hier gebruik je:

Je ogen
Je zenuwstelsel 
En je spieren

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zenuwstelsel bestaat uit 2 delen
Het centrale zenuwstelsel
&
de zenuwen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat ons zenuwstelsel?
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Functie zenuwstelsel
Wat is de functie van het zenuwstelsel?

 
  1.  verwerking van impulsen
  2.  werking regelen van spieren en klieren

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschil prikkels en impulsen
Prikkels: invloed uit het milieu (omgeving) op een organisme
  • Voorbeelden: licht, geluid, druk op de huid, hitte, kou

Impulsen: Elektrische signalen afkomstig van zintuigcellen
  • Soort boodschap van een prikkel
  • Deze worden door zenuwen naar de hersenen en spieren gestuurd


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je zintuigen reageren op PRIKKELS




Bijvoorbeeld:
Lichtstralen, geurstoffen, 
geluiden, smaakstoffen 
en aanrakingen

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Zintuigen geven signalen door via zenuwen naar de hersenen

De hersenen geven een signaal terug aan de spieren.



Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hebben we geleerd?
  • Uit welke 2 onderdelen bestaat ons zenuwstelsel?
  • Wat is de functie van het zenuwstelsel?
  • Wat is het verschil tussen prikkels en impulsen?

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijke begrippen
Prikkels
Impulsen
centrale zenuwstelsel

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten maken
  • BS 8.1: opdrachten 1, 3, 5, 6, 7, 8
timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 8.2: Zenuwcellen en zenuwen

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  • Herhaling BS 8.1
  • Leerdoelen
  • Uitleg BS 8.2
  • korte pauze
  • Uitleg BS 8.3 
  • Opdrachten maken

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling BS 8.1
  • Uit welke 2 onderdelen bestaat ons zenuwstelsel?
  • Wat is de functie van het zenuwstelsel?
  • Wat is het verschil tussen prikkels en impulsen?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie kan uitleggen wat hier gebeurd? 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen.
  • Je kunt beschrijven wat een zenuw is.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwcellen
Elke zenuwcel bestaat uit een cellichaam met daarin de celkern

De meeste zenuwcellen liggen in het centrale zenuwstelsel. 

Aan het cellichaam zitten meerdere uitlopers die impulsen leiden.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1.Korte uitlopers
2.Lange uitlopers
verbinden met andere zenuwcellen
verbinden met zintuigen, spieren of klieren + het centrale zenuwstelsel.
Het verschil tussen korte en lange uitlopers

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwen
stevige laag bindweefsel

Slide 23 - Diapositive

Om de zenuw te beschermen, ligt er een stevige laag bindweefsel omheen.

isolerend laagje: Hierdoor kunnen impulsen niet van de ene uitloper naar de andere uitloper ‘overspringen’.
Gemengde zenuwen
De meeste zenuwen zijn gemengde zenuwen
= impulsen die naast elkaar in twee verschillende richting lopen

  • van een zintuig              centrale zenuwstelsel
  • van het centrale zenuwstelsel             spier of klier


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijke begrippen
Zenuwcellen
cellichaam
celkern
korte en lange uitlopers
zenuwen en gemengde zenuwen
isolerende laag
laag bindweefsel

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zenuwcel heeft
A
0 uitlopers
B
1 uitloper
C
2 uitlopers
D
veel uitlopers

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zenuwcel...
A
is een ander woord voor elektrisch stroompje
B
bestaat uit cellichaam en uitlopers
C
vangt prikkels op
D
reageert snel zonder dat je nadenkt

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hebben we geleerd?
  • Uit welke 3 onderdelen bestaat een zenuwcel?
  • Wat is het verschil tussen een zenuw en een zenuwcel?
  • Wat zijn gemengde zenuwen?

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten maken
Basisstof 8.2: opdrachten 1, 2, 3, 4A +8

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Koppel de juiste prikkel aan het juiste zintuig
Lichtzintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Gehoorzintuig
Licht
Geur
Geluid
Stoffen in voedsel

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
hersenenstam en zenuwen
B
hersenen en hersenstam
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 8.3: De hersenen

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling BS 8.3
  • Uit welke 2 onderdelen bestaat een zenuwcel?
  • Wat is het verschil tussen een zenuw en een zenuwcel?
  • Wat zijn gemengde zenuwen?

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Je kunt de hersenen indelen in drie delen.
  • Je kunt de functies van de hersenen beschrijven.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ken je misschien al onderdelen van de hersenen? In totaal zijn het er 3!

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De hersenen
De hersenen en het ruggenmerg vormen samen het centrale zenuwstelsel. 

De hersenen bestaan uit drie delen 
  1. de grote hersenen
  2. de kleine hersenen
  3. de hersenstam

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grote hersenen
De grote hersenen spelen een rol bij bewuste waarnemingen en bewuste bewegingen.

Impulsen worden in de grote hersenen verwerkt.


Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kleine hersenen
De kleine hersenen
spelen een rol bij het coördineren van bewegingen en om in evenwicht te blijven.

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hersenstam
ligt vlak onder de grote en de kleine hersenen en verbindt deze met het ruggenmerg.

De hersenstam geleidt impulsen:
• van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen en omgekeerd
• impulsen die afkomstig zijn van zintuigen in het hoofd en de hals naar de grote en de kleine hersenen
• impulsen die afkomstig zijn van de grote en de kleine hersenen naar de spieren en klieren in het hoofd en de hals.

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hersenstam
Stuurt ook belangrijke levensfuncties aan
     hartslag
     ademhaling
     bloeddruk
     temperatuur van het lichaam

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke levensfuncties stuurt de hersenstam aan?
A
Hartslag
B
Hormonen
C
Afweer
D
Geen

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer merk je dat de kleine hersenen het niet goed doen?
A
Wanneer je ziek bent
B
Wanneer je hebt gedronken
C
Wanneer je verliefd bent
D
Ze werken altijd goed

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hebben we geleerd?
  • Wat doet de hersenstam?
  • Waar zorgen de kleine hersenen voor?

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten maken
Maak BS 10.4: opdrachten 1, 2, 4, 5, 6, 7

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 46 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 47 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 8.4
Beïnvloeding van het zenuwstelsel

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  • Herhaling 
  • Leerdoelen
  • Uitleg 
  • Opdrachten maken

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling 
  • Uit welke 2 onderdelen bestaat ons zenuwstelsel?
  • Wat is het verschil tussen prikkels en impulsen?
  • Uit welke 3 onderdelen bestaat een zenuwcel?

  • Waar zorgen de kleine hersenen voor?

Slide 51 - Diapositive

De hersenstam geleidt impulsen
Leerdoelen
  •  Je kunt de invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 52 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicijnen
  • Morfine, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen: remmen de werking van het zenuwstelsel. 
  • Maken je suf --> waarnemingsvermogen neemt af.
  • reactievermogen neemt af.

Slide 53 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alcohol
  • verdovende werking op de hersenen
  • hartslag en ademhaling worden langzamer 
  • spieren ontspannen
  • waarnemingsvermogen en reactievermogen nemen af
  • heeft invloed op humeur en gedrag

Slide 54 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doen drugs met je?
Verdovende middelen
          ( downers )
Stimulerende middelen
             ( uppers )
Hallucinerende middelen
               ( trippers )
Hersenen trager
Hersenen sneller
Actiever
Hersenen werken anders
Werkelijkheid wordt anders. 
alcohol, heroïne, slaapmiddelen, lachgas, hasj en wiet.
Nicotine, cafeïne, cocaïne, speed en xtc 
Paddo’s, lsd, lachgas, hasj en wiet 

Slide 55 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cannabis (wiet)
  • Van hennepplant
  • Marijuana of hasj
  • Vermengd met tabak: joint
  • Spacecake

Slide 56 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

XTC
  • Pillen of capsules
  • Kunnen vervuild zijn: laat testen!

Slide 57 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Paddo's
  • Psilocybine: laat je trippen
  • Kan je eten/thee van zetten
  • Trip meestal tussen 3 a 4 uur
  • Ziet dingen anders: kleuren feller/patronen

Slide 58 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verslavingen
Tolerantie: je steeds meer van het middel nodig hebt om hetzelfde effect te voelen.
Verslaving: iemand afhankelijk wordt van een stof.
  • lichamelijke afhankelijk: afkickverschijnselen (trillen, koorts, pijn, misselijkheid, slapeloosheid
  • geestelijke afhankelijkheid: het gevoel dat je niet zonder kunt

Slide 59 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 60 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

BS 8.5: Bewuste reacties en reflexen

Slide 61 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke weg impulsen afleggen bij een bewuste reactie.
  • Je kunt beschrijven wat een reflex is.
  • Je kunt beschrijven wat de functie van een reflex is.

Slide 62 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bewuste reacties
Bewuste reacties: reactie op een prikkel waar iemand eerst (kort) over nadenkt. 

Bij een bewuste reactie gaan de impulsen altijd via de grote hersenen. 

Slide 63 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reflexen
Reflexen: is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een prikkel.
Reflexen zijn belangrijk, omdat ze je lichaam beschermen tegen beschadigingen.

De weg die impulsen bij een reflex afleggen, wordt een reflexboog genoemd.

 Alle reflexen van de romp en de ledematen verlopen via het ruggenmerg. Reflexen van het hoofd en de hals verlopen via de hersenstam.

Slide 64 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reflexen voorbeelden

    1. Pupilreflex

    De pupil wordt dan kleiner, zodat de zintuigcellen in het oog beschermd worden


    Slide 65 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    2.Terugtrek reflex
    Bijvoorbeeld: onverwacht heet water op je vinger

    In de zintuigcellen van je huid ontstaan impulsen.
    • Deze impulsen gaan via de zenuwen naar het ruggenmerg.
    • Een deel van deze impulsen gaat meteen weer terug naar je arm: je trekt je hand terug.
    • Een ander deel van de impulsen gaat naar je grote hersenen: je voelt de pijn.

    De impulsen die naar je grote hersenen gaan, komen iets later in je hersenen aan dan de impulsen die je armspier laten samentrekken. Daarom trek je eerst je arm terug en voel je pas daarna pijn. De impulsen die naar je hersenen gaan, horen niet bij de reflex.

    Slide 66 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    2.Terugtrekreflex
    (bewust reactie)

    In de zintuigcellen van je huid ontstaan impulsen.
    • Deze impulsen gaan via de zenuwen naar het ruggenmerg.
    • Een deel van deze impulsen gaat meteen weer terug naar je arm: je trekt je hand terug.
    • Een ander deel van de impulsen gaat naar je grote hersenen: je voelt de pijn.

    Slide 67 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Opdrachten maken
    Boek 4A
    Maak BS 8.5: opdrachten 1, 4 t/m 8

    Slide 68 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat hebben we geleerd?
    • Welke weg leggen impulsen af bij bewuste reacties?
    • Welke weg leggen impulsen af bij reflexen?
    • Welke twee reflexen ken je?

    Slide 69 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Waarop heeft alcohol effect?
    A
    Reactievermogen
    B
    Waarnemingsvermogen
    C
    Bloeddruk
    D
    Hartslag

    Slide 70 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

     minder goed

     sneller

     anders

    Hersenen werken:
    Uppers
    Downers
    Trippers
    Verdovend
    Stimulerend
    Hallucinerend

    Slide 71 - Question de remorquage

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is een tolerantie voor drugs?
    A
    Je kunt het niet meer voelen
    B
    Je kan er niet tegen
    C
    Je moet steeds meer gebruiken om te voelen
    D
    Je hebt een bad trip

    Slide 72 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is het verschil tussen een bewuste beweging en een reflex?
    A
    Bewust gaat 2 keer door de hersenen, reflex maar 1 keer
    B
    Bewust gaat naar de grote hersenen, reflexen kleine
    C
    Bewust gaat naar de grote hersenen, reflexen helemaal niet naar de hersenen
    D
    Reflexen gaan niet via zenuwen maar meteen naar spieren

    Slide 73 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    BS 8.6: Het hormoonstelsel

    Slide 74 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Planning
    • Herhaling 
    • Leerdoelen
    • Uitleg BS 8.6 
    • Opdrachten maken

    Slide 75 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Herhaling
    • Welke weg leggen impulsen af bij bewuste reacties?
    • Welke weg leggen impulsen af bij reflexen?
    • Welke twee reflexen ken je?

    Slide 76 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Leerdoelen
    •  Je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
    • Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans.
    • Je kunt de werking beschrijven van het hormoon uit de bijnieren.


    Slide 77 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Het hormoonstelsel
    Functie:
    Regelt langzame en langdurige processen.

    Hormonen
    : stoffen die de werking organen regelen

    Slide 78 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Hormoonklieren
    • Produceren hormonen
    • Via het bloed
    • Regelen werking van organen
    • Alleen de organen die gevoelig zijn voor het hormoon reageren hierop

    Slide 79 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Belangrijke hormoonklieren

    Slide 80 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    1. Eierstokken en teelballen

    Maken geslachtshormonen = ontstaan secundaire geslachtskenmerken.

    Slide 81 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    2. Eilandjes van Langerhans
    • Groepjes cellen in alvleesklier die hormonen maken
    • Regelen hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed  = bloedsuikerspiegel

    Houden bloedsuikerspiegel constant

    Slide 82 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Diabetes
    • Eilandjes van Langerhans werken niet goed. 
    • Gevolg: te veel suiker in bloed
    • Dit is suikerziekte (diabetes)

    Slide 83 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    3. Bijnieren
    Produceren het hormoon adrenaline
    • Doel: zorgt ervoor dat je snel kunt handelen
    • Heel bang/woedend/hard schrikt
    • Gevolg: extra glucose in bloed
    • Het hart gaat sneller kloppen, ademhaling versnelt --> bijvoorbeeld snel weg kunnen rennen 


     

    Slide 84 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Opdrachten maken

    Basisstof 8.2: opdrachten 1, 2, 3, 4A +8
    Basisstof 8.3: opdrachten 1, 2, 4 t/m 7
    Maak BS 8.5: opdrachten 1, 4 t/m 8
    BS 8.6: opdrachten 1 t/m 8

    Slide 85 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat ga je doen?
    Oefenen in je boek/malmberg 
    -Afsluiting 
    -Examenvragen
    -Oude huiswerk die ik gaf die je misschien nog niet heb gedaan (zie SOM)

    Slide 86 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat hebben we geleerd?
    • Wat doen hormonen? Werken die snel/langzaam?
    • Welke 4 hormoonklieren ken je?
    • Waar liggen de eilandjes van Langerhans en wat doen die?
    • Wat is Diabetes?
    • Welk hormoon maken de bijnieren en wat is het gevolg?

    Slide 87 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Slide 88 - Vidéo

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat zijn hormonen?
    A
    Daar wordt je geil van
    B
    Daar wordt je verliefd van
    C
    Daardoor verander je in de puberteit
    D
    Regelen werking organen

    Slide 89 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welke is GEEN hormoonklier?
    A
    Lever
    B
    Eierstokken
    C
    Teelballen
    D
    Bijnieren

    Slide 90 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welk hormoon maken de bijnieren?
    A
    Glucagon
    B
    Adrenaline
    C
    Testosteron
    D
    Insuline

    Slide 91 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions