Hoofdstuk 3 - woorden met ei of ij

Woorden met EI of IJ
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woorden met EI of IJ

Slide 1 - Diapositive

Iemand van 14 jaar is in z'n ________

Slide 2 - Question ouverte

De sprinter liep een vreselijk snelle _____

Slide 3 - Question ouverte

Een _____ is een rode vrucht met spikkeltjes erop.

Slide 4 - Question ouverte

Verdien je maar 1 euro per uur? dat is wel heel erg ________

Slide 5 - Question ouverte

Opdracht:
bedenk zelf 5 woorden met ei

Slide 6 - Carte mentale

De kok hakt het uitje heel erg _____

Slide 7 - Question ouverte

Op het station stap ik in de _______

Slide 8 - Question ouverte

's Winters ligt er soms ____ op de vijver.

Slide 9 - Question ouverte

Een mier is een ________ diertje.

Slide 10 - Question ouverte

De snelste sporter kreeg de eerste _______

(dit woord staat niet op het plaatje)

Slide 11 - Question ouverte

Opdracht:
bedenk zelf 5 woorden met ij

Slide 12 - Carte mentale

De IJ als stomme E
'Nauwelijks'

Slide 13 - Diapositive

lees de woorden hardop. spreek ze duidelijk uit. 
in sommige woorden is de ij een stomme e. zet die in het vak. 
ij als stomme e 
dadelijk
onbelangrijk
dierenrijk
dierlijk
ogenblikkelijk
zeedijk

Slide 14 - Question de remorquage

m__sje
A
ei
B
ij

Slide 15 - Quiz

d__k
A
ei
B
ij

Slide 16 - Quiz

l__k
A
ei
B
ij

Slide 17 - Quiz

t__d
A
ei
B
ij

Slide 18 - Quiz

__nde
A
ei
B
ij

Slide 19 - Quiz

marsep__n
A
ei
B
ij

Slide 20 - Quiz

pal__s
A
ei
B
ij

Slide 21 - Quiz

r__wiel
A
ei
B
ij

Slide 22 - Quiz

woest__n
A
ei
B
ij

Slide 23 - Quiz

rav__n
A
ei
B
ij

Slide 24 - Quiz