Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.
Éléments de cette leçon
LES 22: THEATER
Slide 1 - Diapositive
THEATER BELEVEN
Slide 2 - Diapositive
Naar welke theatervoorstellingen ben jij al geweest?
Heb je zelf al meegedaan in een theaterstuk?
Slide 3 - Carte mentale
Toets 14 + 17
p. 252: oefening 4
Markeer de termen die bij theater horen.
Ken je de betekenis nog van deze termen?
THEATER BELEVEN
Slide 4 - Diapositive
Toets 14 + 17
THEATER BELEVEN
Slide 5 - Diapositive
Toets 14 + 17
p. 252: oefening 4
Mimiek: de gezichtsuitdrukkingen van de acteurs.
Gestiek: de gebaren die acteurs maken.
Intonatie: de toon van de stem van de acteur.
= bedoeld om gedachten en gevoelens uit te drukken
THEATER BELEVEN
Slide 6 - Diapositive
Toets 14 + 17
p. 252: oefening 4
Regieaanwijzingen: aanwijzingen van de schrijver die in de tekst worden opgenomen (emoties, decor, licht, ...).
Dialoog: dramatische tekst voor twee personages.
Decor: omgeving van de personages, inrichting van het podium.
THEATER BELEVEN
Slide 7 - Diapositive
TERMINOLOGIE
Slide 8 - Diapositive
Toets 14 + 17
Je krijgt een apart blad met daarop aan de ene kant theatertermen en aan de andere kant de definitie.
Verbind telkens de term met de juiste definitie.
WOORDENSCHAT
Slide 9 - Diapositive
THEATERGENRES
Slide 10 - Diapositive
Welke filmgenres ken je?
Slide 11 - Carte mentale
Toets 14 + 17
Filmgenres:
actie
misdaad
drama
fantasy
horror
comedy
THEATERGENRES
romantiek
science fiction
sport
thriller
mysterie
...
Slide 12 - Diapositive
Toets 14 + 17
p. 253: oefening 1a
Ook in theater zijn er verschillende genres.
Lees de fragmenten op p. 253 en bekijk de bijbehorende video's.
Noteer telkens drie woorden die bij je opkomen.
THEATERGENRES
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Slide 15 - Vidéo
Slide 16 - Vidéo
Naar welk toneelstuk zou jij het liefst gaan kijken als je moest kiezen tussen deze drie?
Ontspoord
King Lear
wat/nu
Slide 17 - Sondage
Toets 14 + 17
p. 254: oefening 1b
Lees de definities op p. 254 en vul in welk van de drie theaterstukken bij dit genre hoort.
THEATERGENRES
Slide 18 - Diapositive
Toets 14 + 17
Tragedie:
Vroeger: verhaal dat slecht afliep
Nu: emotioneel stuk met ernstige gebeurtenissen.
Komedie:
Vroeger: verhaal dat goed afliep.
Nu: humoristisch toneelstuk.
Muziektheater: stuk waarbij muziek een centrale rol speelt.
Belangrijk: er bestaan ook mengvormen van deze genres.
THEATERGENRES
Slide 19 - Diapositive
Toets 14 + 17
p. 254: oefening 2
Lees de samenvattingen op p. 254 en duid aan bij welk genre de stukken horen.
Geef telkens ook een reden waarom.
THEATERGENRES
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Vidéo
Slide 22 - Vidéo
Slide 23 - Vidéo
Naar welk toneelstuk zou jij het liefst gaan kijken als je moest kiezen tussen deze drie?
Edward Twee
De vrek
Carmen
Slide 24 - Sondage
Toets 14 + 17
Welke theatergenres ken je nog?
THEATERGENRES
Slide 25 - Diapositive
Toets 14 + 17
Bewegingstheater: theater waarbij vooral dans of beweging gebruikt wordt om de boodschap over te brengen. Vaak weinig of geen tekst.
THEATERGENRES
Slide 26 - Diapositive
Toets 14 + 17
Poppentheater: theater waarbij poppen gebruikt worden. Denk aan handpoppen, marionetten, stokpoppen of schimmenspel.
Nu is dit vooral voor kinderen, vroeger was dit ook voor volwassenen, vaak met een politieke of moralistische ondertoon.
THEATERGENRES
Slide 27 - Diapositive
Toets 14 + 17
Kinder- of jeugdtheater: theatervoorstelling specifiek voor of met jongeren of kinderen, vaak met het doel om hen iets bij te leren.
THEATERGENRES
Slide 28 - Diapositive
Toets 14 + 17
Vrijdag kijken we een toneelstuk. Dit gaan we verbinden aan de theatertermen en -genres die we in de lessen gezien hebben. Maandag krijg je een aantal vragen over dit hoofdstuk en het theaterstuk dat je gezien hebt.
Wat moet je kennen?
Aparte termen op blad
Blauwe termen in slides (woorden oef. 4 + theatergenres)