Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Biologie wordt voor mij dit jaar...
Makkelijk
Goed te doen
Moeilijk
Heel zwaar
Geen idee
Slide 1 - Sondage
Ik vind biologie...
Mijn lievelingsvak!
Wel leuk
Wel oké
Beetje saai
Verschrikkelijk
Slide 2 - Sondage
Ik leer het best biologie...
Door de stof goed door te lezen
Door de lessen te volgen
Door een samenvatting te maken
Door oefeningen te maken
Door filmpjes te kijken
Slide 3 - Sondage
Slide 4 - Diapositive
Een te hoog cholesterolgehalte (=fenotype) komt door...
A
je genen
B
je manier van leven
C
een combinatie van beide
Slide 5 - Quiz
Herhaling: welk organel bevat DNA en maakt RNA?
A
Mitochondriën
B
Celkern
C
Endoplasmatisch reticulum
D
Ribosomen
Slide 6 - Quiz
Herhaling: welk organel maakt eiwitten?
A
Mitochondriën
B
Golgi systeem
C
Endoplasmatisch reticulum
D
Ribosomen
Slide 7 - Quiz
Hoeveel basen van het RNA vormen samen de code voor één aminozuur in een eiwit?
A
1
B
3
C
9
D
1000
Slide 8 - Quiz
Wanneer op de ene streng van DNA: A T T G G C G A T staat, wat staat er dan op de andere streng?
A
ATTGGCGAT
B
TAACCGCTA
C
UAACCGCUA
D
TUUCCGCTU
Slide 9 - Quiz
Herhaling: welk organel doet de verbranding en maakt energie vrij voor de cel?
A
Mitochondriën
B
Celmembraan
C
Endoplasmatisch reticulum
D
Lysosoom
Slide 10 - Quiz
Waaruit bestaat een celmembraan voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Cholesterol
C
Fosfolipiden
D
Dekweefsel
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Profase
Metafase
Anafase
Telofase
Interfase
Slide 18 - Question de remorquage
Welk bewering over kanker en mutaties is juist?
A
Kanker veroorzaakt mutaties zodat de regeling van de celdeling niet goed verloopt
B
Er is geen verband tussen mutaties en kanker want kanker wordt veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen.
C
Door kanker neemt het aantal mutaties toe zodat er een grotere kans is op een tumor.
D
Door mutaties kan kanker ontstaan
Slide 19 - Quiz
Karyogram
Karyotype
Deze persoon heeft karyotype 46, XX
Slide 20 - Diapositive
Gekke chromosomen
Translocatie
Kan je dit zien in een karyogram?
Heeft dit effect op de persoon
Kan je een puntmutatie
zien op een karyogram?
Slide 21 - Diapositive
1: Heeft translocatie van een chromosoom (bij één van de eerste klievingsdelingen) effect op de persoon? 2: Kan je een puntmutatie zien op een karyogram?
A
ja, ja
B
ja, nee
C
nee, nee
D
nee, ja
Slide 22 - Quiz
Haplotype = allelen cominatie op 1 chromosoom
Homologe chromosomen = de chromosomen die samen een paar vormen
Slide 23 - Diapositive
Recombinatie tijdens meiose
Slide 24 - Diapositive
Crossing over tijdens meiose
Slide 25 - Diapositive
Dit karyogram is:
A
Van een lichaamscel, want chromosomen in paren
B
Van een lichaamscel, want chromosomen zijn enkelvoudig aanwezig
C
Van een geslachtscel, want chromosomen in paren
D
Van een geslachtscel, want chromosomen zijn enkelvoudig aanwezig
Slide 26 - Quiz
Van chromosoom 5 heb je 2 exemplaren. Is het haplotype hetzelfde?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
Juist of onjuist? Bij crossing over zijn de haplotypes van de chromosomen gelijk gebleven.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
Iemand met XY chromosomen heeft een niet-functionerend SRY-gen. Deze persoon heeft de geslachtskenmerken van een...