3V woordenschat 24-5

Woordenschat H3
- asyndetische vergelijking
- homerische vergelijking
- synesthesie
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat H3
- asyndetische vergelijking
- homerische vergelijking
- synesthesie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze lessenserie kun je: 
- asyndetische vergelijkingen, homerische vergelijkingen en synesthesie herkennen en benoemen

Slide 2 - Diapositive

Planning deze les
- herhalen theorie vorige les
- theorie woordenschat H3
- oefenen
- huiswerk

Slide 3 - Diapositive

Theorie vorige les
- vergelijking
- metafoor
- personificatie
- metonymia

Slide 4 - Diapositive

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, het object en het beeld.

Hij is zo gek als een deur
De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor
De winnaar was zo trots als een pauw

Slide 5 - Diapositive

Metafoor
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld. Metaforen kunnen ook werkwoorden zijn. Beeld en object lijken op elkaar. 
   
De auteur gebruikt dus een ander woord voor wat hij bedoelt: tussen die twee is er een betekenisovereenkomst. De metafoor is eigenlijk een vergelijking, maar zonder ‘als’ en waarin de werkelijkheid dikwijls verzwegen wordt.


Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Ruim die zwijnenstal eens op (kamer die een grote puinhoop is)

Ik brand van verlangen 
Ze heeft die jongen maanden aan het lijntje gehouden

Slide 6 - Diapositive

Metafoor
- Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken = iemand die iets gekregen heeft

- Een vruchtbare vergadering = een vergadering met resultaat

- Die zwijnenstal moet je opruimen = een omgeving die vies is

- Die kleuter zit in 5 havo = een leerling die zich kinderachtig gedraagt




Slide 7 - Diapositive

Metafoor
Ook in werkwoorden:

Joris barst van het talent.

Lieke heeft die jongen te lang aan het lijntje gehouden.


Slide 8 - Diapositive

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.

 

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Papier is geduldig

Slide 9 - Diapositive

Metoniem

Veel beeldspraak berust op een overeenkomst tussen object en beeld (vergelijking, metafoor). Beeldspraak kan ook een ander verband tussen object en beeld beschrijven: 


In die zaal hangt een prachtige Rembrandt. (Je bedoelt het schilderij, maar je noemt de schilder) 


Dit noemen we een METONIEM (metonymie). Beeld en object lijken niet op elkaar.



Slide 10 - Diapositive

Metoniem
- Neem maar een bloemetje mee (je noemt een deel, maar je bedoelt het geheel) 
- Nederland won van Duitsland (je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel) 
- Mijn Nikes lopen erg lekker (je noemt de producent maar bedoelt het product)

Slide 11 - Diapositive

Metafoor en metoniem
Metoniem: geen vergelijking maar detail of kenmerk 

Metafoor: wel vergelijking of overeenkomst 

Slide 12 - Diapositive

Samenvatting
Je hebt dus beeldspraak herhaald. Je weet nu het verschil tussen de volgende vormen van beeldspraak: 
- een vergelijking    (een kop als een boei) 
- een metafoor    (ruim je zwijnenstal eens op) 
- een personificatie    (de bomen fluisteren haar naam) 
- een metoniem  (ik lust nog wel een glaasje)  

Slide 13 - Diapositive

Maak een zin met een vergelijking erin.

Slide 14 - Question ouverte

Maak een zin met een personificatie erin.

Slide 15 - Question ouverte

Asyndetische vergelijking
  • Bij een asyndetische vergelijking wordt er tussen het te vergelijken object en het beeld geen verbindingswoord gebruikt.

    vb: 
  • Karel, een echte angsthaas, was snel weg.
  • Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.

Slide 16 - Diapositive

Homerische vergelijking
  • Vergelijking met allerlei bijzonderheden --> Homerus, de dichter van de Ilias en de Odyssee

  • Een breedsprakige vergelijking, waarbij de schrijver zo opgaat in het vergelijken, dat hij dingen noemt die geen verwantschap meer hebben met het beeld.

Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden van een homerische vergelijking
Zoals in het begin van de lente Apollo voortgaat over de bergruggen bij het eiland Delos en de reidansen opnieuw instudeert, zo ging Aenas zelf.

zoals de zon in mei,
de warme zomerdag in juni,
en de stranddag in juli,
zo heb ik graag een vrije dag.

Slide 18 - Diapositive

Synesthesie
  • Een combinatie van de indrukken van verschillende zintuigen 
  • Synesthesie kan worden gezien als een bijzondere vorm van de metafoor.

    vb:
    schreeuwende kleuren, bittere woorden, warme stem

Slide 19 - Diapositive

Christines heldere ogen, fijn kristal, schitterden in de lage avondzon.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 20 - Quiz

Uit zijn mond vloeien zoete woorden, zodra hij Agnes ziet.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 21 - Quiz

Zoals een mobiele telefoon de stilte kan verstoren wanneer die plotseling luid begint te piepen in een volle zaal, zo was de kreet van de verwarde man tijdens de herdenking een ergerlijke verstoring van de stille plechtigheid.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 22 - Quiz

Door de fraaie nazomer heeft de wijn een ronde smaak gekregen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 23 - Quiz

Helena sprong gracieus over het hekje en holde naar de ijscokar als een hinde die het voorjaar ruikt en de waterbron opzoekt om haar dorst te lessen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 24 - Quiz

Franka heeft haar vriendje Trevis, die trouwe hond, volledig in haar macht.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 25 - Quiz

Wat herken je in deze zin?
Je zit erbij als een zoutzak.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem
D
asyndetische vergelijking

Slide 26 - Quiz

Zijn woorden hadden een bittere klank.
Welke beeldspraak herken je?
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
D
vergelijking

Slide 27 - Quiz

Mijn zonderlinge oom Kees, de kluizenaar, mijdt natuurlijk familiefeestjes.
A
asyndetische vergelijking
B
vergelijking
C
metafoor
D
synesthesie

Slide 28 - Quiz

Wat is een asyndetische vergelijking?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is een Homerische vergelijking?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is synesthesie?

Slide 31 - Question ouverte

Ik begrijp dit
A
best goed
B
niet heel goed, niet heel slecht
C
niet goed

Slide 32 - Quiz