Lesson 5: Present Simple vragen en ontkenningen

Planning
- Huiswerk voor vandaag deel samen nakijken en deel zelf
- Korte herhaling van de present simple 
- Vragen & ontkenningen maken in de present simple
- Huiswerk voor na de themaweek en informatie over de toets van H1+H2


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning
- Huiswerk voor vandaag deel samen nakijken en deel zelf
- Korte herhaling van de present simple 
- Vragen & ontkenningen maken in de present simple
- Huiswerk voor na de themaweek en informatie over de toets van H1+H2


Slide 1 - Diapositive

Homework exercise 14b, page 98

Slide 2 - Diapositive

Goals 
Aan het einde van de les kunnen jullie:
  • Vraagzinnen maken in de present simple
  • Ontkenningen maken in de present simple

Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je de Present Simple?

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je de Present Simple nog meer?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Vraagzinnen 

Slide 7 - Diapositive

Ja/nee vragen
Dit zijn vragen die je met 'ja' of 'nee' kunt beantwoorden: 

Are you a parent? 
Can I help you?

Om een vraag te maken met am, are, is of can, zet je dit aan het begin van de zin. 

Slide 8 - Diapositive

De regel:
Staat in de zin een ander werkwoord dan am, are, is of can? Dan zet je gewoon het woord DO vooraan de zin om een vraagzin te maken: 
They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 9 - Diapositive

Vraagzin met SHIT persoon
I like his shoes > Do I like his shoes?
He likes his shoes >                                    

Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
en je moet de -S achter like weghalen

Does he like his shoes?

Slide 10 - Diapositive

You play football.

Slide 11 - Question ouverte

He has a PS5

Slide 12 - Question ouverte

He reads a book.

Slide 13 - Question ouverte

Ontkennende zinnen

Slide 14 - Diapositive

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 15 - Diapositive

Gewone zin

I like chocolate
Ontkennende zin

I like not chocolate
is fout!

I don't like chocolate

Slide 16 - Diapositive

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 17 - Diapositive

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 18 - Diapositive

I know the answer.

Slide 19 - Question ouverte

Sam and Harry go to school.

Slide 20 - Question ouverte

It rains every week.

Slide 21 - Question ouverte

Homework
Write down in your Plenda:
For Tuesday the 21st of November finish exercise 30, 31, 32, 33, 34, 35 and 36page 108-111.

Test Chapter 1+2 = Tuesday 28th of November
Learn the summary of chapter 1+2 (wordt uitgedeeld)

Slide 22 - Diapositive

Check de rest van het huiswerk met het antwoordvel op mijn bureau!

Slide 23 - Diapositive