16. Verkleinwoorden na open lettergreep 'Laatje'

Lesdoel
Ik kan een verkleinwoord na een open lettergreep op 
-a -o -u -i -ee 
correct spellen.


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel
Ik kan een verkleinwoord na een open lettergreep op 
-a -o -u -i -ee 
correct spellen.


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Regelwoord
Maak een verkleinwoord na een open lettergreep
(a, o, u ) door:

- de klinker te verdubbelen
- tje achter het woord te schrijven



agenda = agendaatje
menu = menuutje
auto = autootje

Slide 3 - Diapositive

Het verkleinwoord van menu:
A
menuutje
B
hapje
C
meneutje
D
menutje

Slide 4 - Quiz

Het verkleinwoord van foto:
A
fototje
B
foto-tje
C
plaatje
D
fotootje

Slide 5 - Quiz

Het verkleinwoord voor paraplu is ....

Slide 6 - Question ouverte

Het verkleinwoord voor panda is ....

Slide 7 - Question ouverte

Het verkleinwoord voor auto is ....

Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte

 Verkleinwoorden dat eindigt o
 Kiwi
Je hoort /ie/ maar schrijft i
Verklein het woord kiwi:
schrijf   ie + tje 
Kiwietje                                       
                                                                  


Slide 10 - Diapositive

Het verkleinwoord voor taxi is
.............

Slide 11 - Question ouverte

Het verkleinwoord voor bikini is
.............

Slide 12 - Question ouverte

Het verkleinwoord voor bikini is
.............

Slide 13 - Question ouverte

Het verkleinwoord voor tosti is
.............

Slide 14 - Question ouverte

Verkleinwoorden op -ee
Zee
Je hoort /ee/ aan het eind.
Je schrijft ee + tje
Zee - zeetje
Toffee - toffeetje
Je hoeft de klinker dus niet te verdubbelen, die staat er al.

Slide 15 - Diapositive

Het verkleinwoord van accu:
A
accutje
B
mini accu
C
accu-tje
D
accuutje

Slide 16 - Quiz

Een kleine foto noem je wel een ......
A
Fototje
B
Fotootje

Slide 17 - Quiz

welk woord is niet goed:
A
parachuutje
B
toffeetje
C
menutje
D
themaatje

Slide 18 - Quiz

welk woord is niet goed:
A
taxietje
B
bikinietje
C
kiwitje

Slide 19 - Quiz

welk woord is niet goed:
A
opaatje
B
omaatje
C
hoeraatje
D
pastatje

Slide 20 - Quiz

Het verkleinwoord voor paprika is
.............

Slide 21 - Question ouverte

Het verkleinwoord van agenda:
A
agentje
B
agendatje
C
agendaatje
D
weet ik niet

Slide 22 - Quiz

SPELLING
THEMA 3 - WEEK 3 - LES 9

oefendictee
OPGAVE 1G



Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien