Grammatica klas 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Onderwerp

De kat rent snel over de brede straat

1. de brede straat
2. De kat
3. rent
4. over

Voorzetsel

De trouwjurk vasn mijn moeder hangt in de houten kast

1. De trouwjurk
2. houten
3. hangt
4. in

Bijvoeglijk naamwoord

Tijdens de lange optocht zag ik veel mensen met vrolijke kleren

1. Lange/vrolijke
2. mensen
3. Tijdens
4. optocht/kleren

Voegwoord

Jaap loopt graag in het bos, maar fietsen in de duinen vind ik ook gaag

1. graag
2. maar
3. fietsen
4. de duinen

Persoonsvorm

Karel vindt turnen de aller leukste sport die er is!

1. Karel
2. vindt
3. aller leukste
4. turen

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Op mijn verjaardag kreeg ik een mooie voetbal met een zilveren ketting

1. mooie/zilveren
2. verjaardag
3. zilveren
4. mooie

Onderwerp

De zeven dwergen hielpen Sneeuwwitje te ontsnappen van de boze koningin.

1. Sneeuwwitje
2. De zeven dwergen
3. ontsnappen
4. de boze koningin

voegwoord

Tijdens de vakantie ga ik graag zwemmen en ik vind ook voetballen heel leuk

1. en
2. Tijdens
3. Zwemmen/ voetballen
4. ik

Persoonsvorm

Ik speel graag samen buiten met mijn vrienden

1. Ik
2. mijn vrienden
3. buiten
4. speel

Werkwoord(en)
Mijn hond speelt graag in het park met de andere honden

1. in/met
2. in
3. speelt
4. hond/honden

Werkwoord(en)
Bij desportdag moesten we veel spelletjes doen om punten te verdienen.

1. sportdag/doen
2. moesten
3. spelletjes
4. moesten/doen/verdienen

Bijvoeglijk naamwoord
De grote man hielp de kinderen roen hun bal op het hoge dak lag

1. man
2. de kinderen
3. hielp/lag
4. grote/hoge

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Mijn vader gaf mijn moeder een gouden ring op hun trouwdag.

1. Geen stof. bijv. nw.
2. trouwdag
3. gouden
4. een gouden ring