H3P3 Een welvarende tijd

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen §3.3
  • Roaring Twenties
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Trotski
D
Mussolini

Slide 3 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze uitleg: een land waar de overheid volledig heerst over de samenleving (bepaald wat mensen mogen denken, welke krant ze lezen enz.)
A
Nationalisme
B
Planeconomie
C
Totalitaire staat
D
Vrije staat

Slide 4 - Quiz

Hoe was het leven in de Sovjet-Unie onder Stalin?

A
Er gezellig
B
Onvrij, terreur, angst, armoede, veel spionage en wantrouwen. Erg somber en angstig leven.
C
Goed, Stalin bouwde de economie op met de vijfjarenplannen en er werd veel winst gemaakt.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive


Roaring twenties 

  • Na WO I bloeide de economie in Westerse landen op.
  • Vooral in de Verenigde Staten --> die periode staat bekend als de roaring twenties
In Amerika heerste er een blind vertrouwen in de economie. Dankzij de economische groei zou welvaart binnenkort voor iedereen bereikbaar zijn. 

Slide 8 - Diapositive


Roaring twenties 

  • Lonen stegen, producten werden goedkoper
  • Veel Amerikanen kochten consumptiegoederen zoals koelkasten, auto's, strijkijzers
  • Wie geen geld hiervoor had, leende het geld van de bank (krediet), zelfs voor een radio of een strijkijzer.

Slide 9 - Diapositive



Consumptiemaatschappij




  • Toename van consumptie-artikelen, zoals de auto.
  • 'Status' door bezit en kopen van steeds weer nieuwe spullen.
  • Meer welvaart en daardoor ook meer vrije tijd
  • Andere invulling van vrije tijd: bioscoop, (jazz-)muziek, uitgaan, bioscopen, restaurants, sportstadions
  • Muziek, drank en veel dansen

Slide 10 - Diapositive

Roaring twenties 
Komt veel naar voren in films.
fragmenten:
  • Peaky Blinders
  • The Great Gatsby

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo


Drooglegging (1920-1933)


  • Vooral platteland zet zich af tegen de 'moderne, stadse dingen'.
  • Regering komt met de Drooglegging (1920-1933)
  • Productie, verkoop en handel in alcohol verboden
  • Voorkomen criminaliteit; het tegendeel bleek echter waar: personen als Al Capone verdienen goed geld aan de illegale handel in drank.

Slide 14 - Diapositive

  • Wat: Lees deel 3.3 helemaal of neem de uitleg in Lessonup door. Maak de eerste twee leerdoelen of WB opdrachten 1 t/m 3
  • Hoe: individueel (eerste 5 min stil.)
  • Hulp: tekstboek, Lessonup, docent
  • Tijd: 20 min.
  • Uitkomst: leerdoelen behaald
  • Klaar?: WB opdrachten 1 t/m 3 maken of de leerdoelen maken. Daarna verder met 3.3

Slide 15 - Diapositive

Noem twee kenmerken van de Roaring Twenties

Slide 16 - Question ouverte

Hoe kon een consumptiemaatschappij in de jaren 20 ontstaan?
A
De lonen stegen terwijl de producten goedkoper werden
B
Mensen gingen geld lenen om spullen te kopen
C
De Eerste Wereldoorlog had veel geld opgeleverd, daardoor kon er ook veel geld worden uitgegeven.

Slide 17 - Quiz

Wat is een consumptiemaatschappij?
A
Maatschappij waarin menen veel eten consumeren en daardoor overgewicht een groter probleem wordt in de samenleving.
B
Maatschappij waarin het kopen van (luxe)goederen de status van mensen bepalen.
C
Maatschappij waarin mensen alleen geld hebben voor basisbehoeften, zoals eten en onderdak.

Slide 18 - Quiz

Was deze tijd welvarend voor iedereen? 
Daar kijken we volgende les naar. 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen §3.3
  • Mussolini
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 21 - Diapositive

Hoe kon een consumptiemaatschappij in de jaren 20 ontstaan?
A
De lonen stegen terwijl de producten goedkoper werden
B
Mensen gingen geld lenen om spullen te kopen
C
De Eerste Wereldoorlog had veel geld opgeleverd, daardoor kon er ook veel geld worden uitgegeven.

Slide 22 - Quiz

Wat is een consumptiemaatschappij?
A
Maatschappij waarin menen veel eten consumeren en daardoor overgewicht een groter probleem wordt in de samenleving.
B
Maatschappij waarin het kopen van (luxe)goederen de status van mensen bepalen.
C
Maatschappij waarin mensen alleen geld hebben voor basisbehoeften, zoals eten en onderdak.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Ondertussen in Italië

Mussolini aan de macht en het fascisme 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo


Fascisme

  • Fascisme is een politieke stroming, 
  • Wordt ook wel extreem-rechts genoemd

Slide 27 - Diapositive


Benito Mussolini


  • Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
  • Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

  • Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 28 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (1)

  • Fascisme is tegen veel dingen: vooral dingen die ze vreemd vinden en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. 

Slide 29 - Diapositive


Kenmerken van fascisme (2)


  • Fascisme is nationalistisch: het eigen volk boven alles

  • Fascisme is totalitair: de overheid heerst volledig over de samenleving (bepaalt wat mensen mogen denken, welke krant ze lezen enz.)


Slide 30 - Diapositive



Kenmerken van fascisme (3)





  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

Slide 31 - Diapositive

  • Wat: Lees deel 3.3 helemaal of neem de uitleg in Lessonup door. Maak alle leerdoelen of alle WB opdrachten af.
  • Hoe: individueel (eerste 5 min stil.)
  • Hulp: tekstboek, Lessonup, docent
  • Tijd: 20 min.
  • Uitkomst: leerdoelen behaald
  • Klaar?: wissel het werk om. Heb je leerdoelen gemaakt, dan ga je de WB opdrachten maken. Heb je Wb opdrachten gemaakt, dan ga je de leerdoelen beantwoorden.

Slide 32 - Diapositive

Wie was de leider van het fascisme?
A
Mussolini
B
Stalin
C
Lenin
D
Bertolli

Slide 33 - Quiz

In welk jaar wordt Mussolini de baas in Italië?
A
1914
B
1917
C
1919
D
1922

Slide 34 - Quiz

Noem twee kenmerken van het fascisme

Slide 35 - Question ouverte

Huiswerk
§3.3  werkboekopdrachten 1, 2, 3, 4 en 5 
of 
beantwoord de leerdoelen van §3.3 op de leerdoelenkaart.

Slide 36 - Diapositive

Noem twee kenmerken van de Roaring Twenties

Slide 37 - Question ouverte