Renaissance Literatuurgeschiedenis §5.4

Renaissance
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Renaissance

Slide 1 - Diapositive

Willem van Oranje

- Edelman, tegenstander van Filips II
- Vluchtte na de Beeldenstorm
- Streed vanuit Duitsland, voerde ook propaganda (Wilhelmus)
- 'Vader des vaderlands'
- Stadhouder (1572 - 1584)
Strijd met raadspensionaris
Stadhouders streefden naar een centraal geregeerde staat, raadspensionarissen verdedigden de gewestelijke autonomie.
7

Slide 2 - Diapositive

Historische achtergrond
Burgerij steeds machtiger en rijker, kerk verliest gezag:
Ontstaan de Absolute Monarchie: 
In Nederland: 
  • Tachtigjarige oorlog (1568-1648); 
  • In 1587 Republiek der Verenigde Nederlanden;
  • bloeiperiode in de Noordelijke Nederlanden;
  • Economische neergang Zuidelijke Nederlanden. 

Slide 3 - Diapositive

Kunst en cultuur: Renaissance
- wedergeboorte -
Nieuwe cultuurbeweging, ontstaan in 14e eeuw in Italië; 
Men zet zich af tegen de middeleeuwse cultuur en laat de klassieke cultuur herleven;
Humanisten: onderzoekers van de klassieke cultuur.

Slide 4 - Diapositive

Kenmerkend voor Renaissance
  1. Antropocentrisme: leven op aarde net zo belangrijk als het hiernamaals (t.o.v. Theocentrisme) 
  2. Individualisme: mens maakt niet langer deel van een groter geheel (stand, kerk, dorp), ieder mens is uniek. 
  3. Empirisme: zelf onderzoek doen op basis van zintuigelijke ervaringen, niet zomaar overnemen wat autoriteiten zeggen.

Slide 5 - Diapositive

 1. Antropocentrisme
<> theocentrisme

Menselijke prestaties waren niet langer ingegeven door God, maar kwamen uit de persoon zelf voort.



2

Slide 6 - Diapositive

Wat is het tegenovergestelde van antropocentrisme?
A
estheticisme
B
classicisme
C
theocentrisme
D
realisme

Slide 7 - Quiz

2. Individualisme
Ieder was een individuele persoonlijkheid die tot grootse dingen in staat was, niet dankzij de gemeenschap waarin hij leefde, maar door zijn eigen verstand en wilskracht
3

Slide 8 - Diapositive

Homo universalis
De ideale mens:
- is een uniek individu
- kan alles worden wat hij wil
- het geloof in eigen kunnen is grenzeloos.

Een universeel mens die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk.




Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

3. Empirisme
het zelf onderzoeken/willen uitvinden hoe de natuur en de wereld in elkaar zitten.

--> Bloei van de wetenschap

Slide 11 - Diapositive

Empirisme 
Kennis opdoen door uit ervaringen te leren;
theorieën bewijzen d.m.v. experimenteren;
zorgt voor wetenschappelijke opbloei:
  • In de natuurwetenschap;
  • In de geesteswetenschappen. 

Slide 12 - Diapositive

Geloof
Door individualisme en het empirisme bestudeerde men de Bijbel opnieuw.

Gevolg:  Hervormingen  met als doel het ware geloof in ere herstellen.

Hervorming/Reformatie/ Protestantisme
Let op: nog steeds veel analfabeten!

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Kenmerken renaissancekunst
  1. Realisme: natuurgetrouw, zo echt mogelijk (perspectief/uitbeelden karakter, gevoelens, relatie)
  2. Estheticisme (= schoonheidsleer): kunst moet mooi zijn (symmetrie in kunst)
  3. Classicisme: weergeven taferelen klassieke oudheid en mythologie  

Slide 15 - Diapositive

Wat is de invloed van het empirisme en individualisme op het geloof?
A
Men ging de bijbel bestuderen en kwam tot de conclusie dat alles goed gaat.
B
Men ging de bijbel bestuderen en nam niet langer zonder meer aan wat de kerk zei.
C
Men ging het geloof van binnenuit (binnen de RK-kerk) hervormen.
D
Door het bestuderen van de bijbel wist men eindelijk wat het ware geloof was.

Slide 16 - Quiz

Veel mensen geloofden ook na de middeleeuwen nog in heksen. Tot wanneer duurde de heksenvervolgingen?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 17 - Quiz

Kenmerken literatuur
3 kenmerken:
- Classicisme
- Estheticisme
- Realisme


Slide 18 - Diapositive

Classicisme
Translatio (vertalen van klassieke teksten)
- beginnend schrijver
- vertaling van klassieke teksten
Imitatio
- gevorderd schrijver
- een eigen stuk volgens klassiek stramien
Aemulatio
- de ware meester
- toevoeging van christelijke elementen

Slide 19 - Diapositive

Estheticisme
 - Kunst moest ook mooi zijn. Dat was in de 
     Middeleeuwen nog niet zo.
-   ter lering ende vermaek
-  Strenge regelgeving voor literatuur
-  Taal moest verfijnd en elegant zijn
-   De vorm van een literair werk was belangrijk

Slide 20 - Diapositive

Realisme
  1. Zo getrouw mogelijke weergave van de werkelijkheid 
  2. Personages gedragen zich als echte mensen met menselijke karaktertrekken

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel regels heeft een sonnet?
A
4
B
6
C
8
D
14

Slide 22 - Quiz

Wat is, bij een sonnet, een volta?
A
inhoudelijke wending
B
strofe van 8 regels
C
tegenstelling
D
verandering van vorm

Slide 23 - Quiz

Wat de mens presteerde, werd niet langer gezien als een gave van God maar als iets wat uit hemzelf voortkwam.
Mens is uniek en in staat tot grootste prestaties
Zelf willen uitvinden hoe de wereld in elkaar zat.
Wedergeboorte van de klassieke oudheid
antropocentrisme
Renaissance
individualisme
empirisme

Slide 24 - Question de remorquage

Hoe uitte het estheticisme zich in de literatuur?
A
De taal moest verfijnd zijn, elegant.
B
Grote nadruk op regelgeving
C
Teksten werd voorzien van afbeeldingen van gerenommeerde kunstenaars.
D
Personages in de literatuur dienden zich geloofwaardig te gedragen

Slide 25 - Quiz

Het zelfstandig navolgen van de klassieke schrijvers heet:
A
translatio
B
imitatio
C
aemulatio

Slide 26 - Quiz

5.4 Bredero
(1585-1618)

Slide 27 - Diapositive

Gerbrand Adriansz. Bredero
  • Realisme: Amsterdam, alledaags taalgebruik
  • Rederijkerskamer: D'Eglantier


Schreef:

  • Toneelstukken (kluchten): Spaansen Brabander Jerolimo
  • Gedichten (Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek, 1622)

Slide 28 - Diapositive

De Spaanse Brabander

Robbeknol, een Amsterdamse volksjongen, gaat in dienst bij Jerolimo Rodrigo, die uit Antwerpen gevlucht is voor zijn schuldeisers. Jerolimo geeft zich in Mokum (Amsterdam) uit voor welgestelde jonker, maar Robbeknol heeft al snel door dat hij in feite ‘niet een scherf (het) om zijn neers mee te klouwen’: hij heeft eigenlijk geen cent. Het belet de oplichter niet een tijdlang op kosten van naïeve lieden grote sier te maken. Wanneer Jerolimo’s Amsterdamse crediteurs hun geld finaal opeisen, verdwijnt Jerolimo met de noorderzon en staat Robbeknol weer op straat.


Slide 29 - Diapositive

Een eenvoudige plot. Bredero laat de handeling zich afspelen in Amsterdam. Dat laat hem toe om heel wat kleurrijke personages (karakterkoppen zoals Gierige Geraart, de ‘snollen’ Trijn Jans en Bleecke An, en zelfs een hondslager, die met een zweep de straathonden uit de kerk jaagt) op te voeren in sappige dialogen. De taal die wordt gesproken is een stuk natuurlijker dan de gekunstelde rederijkerstaal van die tijd. Elk personage in Spaanschen Brabander heeft zijn eigen, typerende register en dialect.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo