Par 5.3

• Biologie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Par 5.3

De bouw van je gewrichten.

Lesplanning

Doel

Vorige les

Instructie

Filmpje

Theorie en opdrachten bespreken

Zelfstandig werken

Les afsluiten.

Doel

De leerlingen kunnen aan het einde van de les uitleggen wat voor soort gewrichten er zijn. 

Vorige les

Wat weten jullie nog van de vorige les?

Wat was kalk?

Wat was Lijmstof?

Wat is kraakbeen?

Uit welke stoffen bestaan je botten?

1. Kraakbeen en water.
2. Kalk en water
3. Lijmstof en kalk.
4. Lijmstof en zuurstof

Is een bot hol van binnen?

Met welke stof is de binnenkant van het bot gevuld en wat wordt daar aangemaakt?

1. Beenmerg, aanmaak van nieuwe rode bloedcellen.
2. Hier worden witte bloedcellen gemaakt
3. Hier worden alleen rode bloedcellen gemaakt.
4. Hier komt alleen bloed doorheen.

Gewricht

Een gewricht is een verbinding tussen twee botten.

Door een gewricht kunnen de gewrichten gemakkelijk bewegen.

Je botten en je spieren zorgen ervoor dat je je lichaam kan bewegen.

Zonder de spieren aan je botten kan je je lichaam niet bewegen, en je knie bijvoorbeeld niet buigen.

Probeer maar eens de lopen zonder je knieën te buigen. Om de bewegen soepeler te laten bewegen heb je gewrichten nodig in je lichaam.

Gewrichtskogel

Het uiteinde van één bot lijkt bol. Dit heet de gewrichtskogel. 

Gewrichtskolom

Het uiteinde van het andere bot is hol. Dit heet de gewrichtskolom.

Gewrichtskapsel

Om het gewricht heen zit een stevig vlies. 

Dit vlies heet gewrichtskapsel.

Het gewrichtskapsel houdt het 

gewricht bij elkaar.

Gewrichtssmeer

Het gewrichtskapsel maakt 

gewrichtssmeer.

Gewrichtssmeer zit in het 

gewricht en 

werkt als een soort smeervet.

Het zorgt ervoor dat de botten

 en het gewricht soepel kunnen 

bewegen.

Gewrichtskapsel

Om het gewricht zit een 

versteviging. 

Deze versteviging 

bestaat 

uit kapselbanden.

De kapselbanden helpen 

mee de botten 

op de plek te houden.

Zelfstandig werken

Blz. 23t/ 26

De practicum opdrachten mag je overslaan als die erbij zitten. 

alle opdrachten maken.  

Les afsluiten

Hebben we het doel behaald?

Wat ging er goed tijdens de les?

Wat kan er een volgende les beter?