Herhaling Rechtsstaat 23-24

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van de rechtsstaat?
A
Trias politica
B
Grondrechten
C
Rechtspraak
D
Legaliteitsbeginsel

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Het legaliteitsbeginsel is niet..
A
Elk handelen van de overheid moet een basis hebben in de wet
B
Iets is pas strafbaar als het in de wet staat
C
Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast
D
Rechters mogen als enige recht spreken

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

timer
0:30
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Regering
Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad
Regering en Staten-Generaal

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Onafhankelijke rechtspraak houdt in dat..
A
Rechters een zaak mogen behandelen van een bekende
B
Rechters voor het leven benoemd worden
C
Rechters niet met politici mogen praten
D
Rechters mogen geen bijbanen hebben

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

timer
1:00
Klassieke grondrechten
Sociale grondrechten
Vrijheid van meningsuiting
Recht op werk
Recht op gelijke behandeling
Recht op veilig bestaan
Recht op gezondheidszorg
Godsdienstvrijheid

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Diapositive

"Het OM moet de straffen die het oplegt zonder rechter kritischer beoordelen". Waar is hier sprake van?
A
Vervolging
B
Seponeren
C
Strafbeschikking

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Officier van justitie
Advocaat
Griffier
Getuigen
Pers
Publiek
Verdachte
Rechters

Slide 15 - Question de remorquage

Slide 16 - Diapositive

Tenlastelegging
Controle van de persoonsgegevens
Onderzoek door de rechter
Requisitoir
Pleidooi
Re- en dupliek
Laatste woord
Uitspraak

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Diapositive

Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op?

Is de tenlastelegging te bewijzen?


Is het feit strafbaar?

 Is de dader schuldig?
Welke straf of maatregel wordt er opgelegd?
In welke volgorde beantwoord de rechter bovenstaande vragen?
1.
2.
3.
4.
5.

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Diapositive

Wat gebeurt er als je in cassatie gaat?
A
Je zaak gaat naar het gerechtshof en je zaak wordt opnieuw bekeken
B
Je zaak gaat naar de Hoge Raad en je zaak wordt opnieuw bekeken
C
Je zaak gaat naar het gerechtshof en het proces van je zaak wordt bekeken
D
Je zaak gaat naar de Hoge Raad en het proces van je zaak wordt bekeken

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive


A
Noodweer
B
Noodweerexces
C
Ontoerekeningsvatbaar
D
Overmacht

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive


A
Noodweer
B
Noodweerexces
C
Ontoerekeningsvatbaar
D
Overmacht

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Welk doel van straf hoort hier bij?
timer
0:30
A
Vergelding
B
Resocialisatie
C
Preventie
D
Beveiliging van de maatschappij

Slide 27 - Quiz

Welk doel van straf is in dit geval niet behaald?
timer
0:30
A
Vergelding
B
Resocialisatie
C
Preventie
D
Beveiliging van de maatschappij

Slide 28 - Quiz

Welk doel van straf is in dit geval niet behaald?
timer
0:30
A
Vergelding
B
Resocialisatie
C
Preventie
D
Beveiliging van de maatschappij

Slide 29 - Quiz