1hv-1.3 Lezen - tekst 2

#1.3 Lezen
In deze paragraaf leer je:
  1. de leesstrategieën verkennend en nauwkeurig lezen toepassen;
  2. titel en tussenkopje herkennen;
  3. onderwerp en deelonderwerp benoemen;
  4. alinea’s herkennen.


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

#1.3 Lezen
In deze paragraaf leer je:
  1. de leesstrategieën verkennend en nauwkeurig lezen toepassen;
  2. titel en tussenkopje herkennen;
  3. onderwerp en deelonderwerp benoemen;
  4. alinea’s herkennen.


Slide 1 - Diapositive

Verschillende manieren van lezen = leesstrategieën
Hoe je een tekst leest, hangt af van je doel.
Verkennend lezen = bekijken, scannen
doel: eerste indruk van tekst krijgen

Nauwkeurig lezen = precies lezen
Doel: tekst goed begrijpen 

Slide 2 - Diapositive

Wat is NIET waar over de titel van een tekst?
A
staat boven de tekst
B
noemt het onderwerp
C
ander woord voor titel is kop
D
ander woord voor titel is hoofd

Slide 3 - Quiz

Wat is NIET waar over tussenkopjes?
A
Een ander woord is deeltitel.
B
Staan boven een gedeelte van de tekst
C
Tussenkopjes sla je over bij verkennend lezen
D
Noemt het deelonderwerp van een deel van de tekst

Slide 4 - Quiz

Wat is NIET waar over het onderwerp van een tekst?
A
waar de tekst over gaat in een woord of een paar woorden
B
waar de tekst over gaat in een zin
C
om het onderwerp te bepalen kijk ik naar de titel
D
de inleiding van een tekst noemt het onderwerp

Slide 5 - Quiz

Wat is NIET waar over de deelonderwerpen in een tekst.
A
Deelonderwerpen delen de tekst op.
B
Deelonderwerpen zijn verschillende stukjes van het onderwerp
C
Een alinea behandelt één deelonderwerp
D
Een deelonderwerp kan meerdere alinea's beslaan.

Slide 6 - Quiz

Een langere tekst is opgedeeld in alinea's.

Wat is NIET waar over alinea's?
A
Een alinea behandelt één of twee deelonderwerpen
B
De eerste zin van een alinea springt vaak in.
C
De zinnen in een alinea gaan over hetzelfde deelonderwerp.
D
Alle zinnen in een alinea staan achter elkaar.

Slide 7 - Quiz

De laatste zin in de alinea loopt .....
A
door tot het einde
B
nooit door tot het einde
C
meestal niet door tot het einde

Slide 8 - Quiz

1.3 Nakijken & Leren van fouten
Werk samen en lees samen goed het antwoordmodel. 
GROEN = alles staat goed in jouw antwoord; er ontbreekt niets
ORANJE =  niet alles is goed OF niet alles staat erin
ROOD = niet alles is goed EN niet alles staat erin

Noteer in je schrift: nummer van oranje/rode opdracht en het goede antwoord. 
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

1.3 Lezen #tekst 2
Voordat we de nieuwe tekst lezen, bekijken we een filmpje dat te maken heeft met de tekst.

Droom jij er wel eens van om beroemd te zijn?
Hoe zou dat zijn?


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Les 3 #1.3 Lezen #tekst 2
Lezen in drie rondes:
  1. verkennend lezen - hardop met de klas
  2. nauwkeurig lezen = lezen om te begrijpen - in tweetallen met een opdracht waarop je gaat letten
  3. na het lezen - in tweetallen een opdracht maken over de tekst.




timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

In duo's nauwkeurig lezen
Hoe is het om een wonderkind te zijn?
Markeer de informatie over
# Waarom wordt Noa een wonderkind genoemd?
# Hoe vindt Noa het om een wonderkind te zijn?
# Welke rol spelen de ouders van Noa? 
# Wat moet Noa ervoor doen?

Slide 13 - Diapositive

Na het lezen -- Learnbeat 2.1
Lees de opdracht NA HET LEZEN en ga aan de slag!

Volgende les klaar en ook:
# kijk terug naar opdrachten bij theorie (leren!)
# thuis lezen voor de leuk

Slide 14 - Diapositive

LES 4 # 1.3 Lezen
Leestaak bij tekst 4

Slide 15 - Diapositive

Les 4 #1.3 Lezen #tekst 3 #LEESTAAK
Leestaak = tekst waarmee je dit hoofdstuk afrondt. Je past alles toe wat je geleerd hebt.

Voordat we de nieuwe tekst lezen, bekijken we een filmpje dat te maken heeft met de tekst.


Slide 16 - Diapositive

Samen nakijken & Leren van fouten
Lees goed het antwoordmodel. 
GROEN = alles staat erin; er ontbreekt niets
ORANJE =  niet alles is goed OF niet alles staat erin
ROOD = niet alles is goed EN niet alles staat erin
Markeer in je werkboek de opdrachten die je niet (helemaal) goed hebt beantwoord. 

Slide 17 - Diapositive