4.3 Kan het sneller en beter? - Deel 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Economie Hoofdstuk: 4.3 - Deel 2
1.	Lesopening
2.	Lesdoel & Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Mini-check & arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van economie op tafel en laat deze nog dicht op tafel liggen. 

Huiswerk controle:

4.3 opdracht 35 t/m 41

2. Lesdoelen & Leergebiedoverstijgende doelen

Aan het einde van de les: 

- weet je wat de arbeidsproductiviteit is

- weet je wat afschrijving is

- kun je de afschrijving berekenen.

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

n.v.t.

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Jessica, Niek, Jaysen, Jochem, Jamie, Krystian & Gijs

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

n.v.t.

Verdiept arrangement:

Verdiept: n.v.t.

Huiswerk noteren + maken:

les: 4.3 deel 2

blz: 108 & 109

opdr: 42 t/m 49

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Wat is waar?

1. Hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager de productiekosten
2. Hoe lager de arbeidsproductiviteit, hoe lager de productiekosten

Hoe noem je de jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed?

Noa koopt voor 35.100 een nieuwe bedrijfsauto. De auto gaat negen jaar mee. Hoeveel is de afschrijving per jaar?

Wie maakt wat:

3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 4.3 deel 2, opdracht 42 t/m 49 op blz. 108 & 109

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Arbeidsproductiviteit (apt)

De gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde tijd. 

Hoe hoger deze apt, hoe lager de kostprijs van het product. 

 

Voorbeeld 

Een schoenmaker kan 20 paar schoenen maken op een dag. Hij koopt een nieuwe machine, waardoor hij nu 35 paar schoenen kan maken op een dag. Zijn apt is dus met 15 paar schoenen per dag gestegen.

Afschrijving

Machines slijten, er komen moderne machines , waardoor de machine die jij hebt minder waard  wordt. 

Deze waardevermindering van een kapitaalgoed (bijvoorbeeld de machine van de schoenmaker)., noem je afschrijvingen. 

Ieder jaar schrijf je een gedeeltevan de waarde af. 

Afschrijving berekenen

Afschrijving per jaar = aanschafprijs ÷ aantal gebruiksjaren

Voorbeeld: 

• Noa koopt voor € 35.100 een nieuwe bedrijfsauto. 
• De auto gaat negen jaar mee. 
• Per jaar is de afschrijving
  € 35.100 ÷ 9 = € 3.900 

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Jessica, Niek, Jaysen, Jochem, Jamie, Krystian & Gijs: jullie gaan zelfstandig les 4.3 deel 2 opdracht 42 t/m 49 op blz. 108 & 109. Lees goed de stukjes tekst. 

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 42.

6. Zelfstandig werken

Je leest de blauwe & groene stukjes tekst. 

Hierna maak je 4.3 deel 2, opdracht 42 t/m 49 op blz. 108 & 109

Ben je klaar?

1. Nakijken en verbeteren

2. Herhalingsopdrachten 4.3 opdracht 14 t/m 19 op blz. 121

3. Begrippen leren paragraaf 4.3

 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

Evaluatie lesdoelen: 

- weet je wat de arbeidsproductiviteit is?

- weet je wat afschrijving is?

- Kun je de afschrijving berekenen?

8. Huiswerk en toetsen

Huiswerk:

Donderdag 11 januari

4.3 opdracht 42 t/m 49

Toetsen:

Donderdag 18 januari

SO Begrippen H4

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig paragraaf 4.3 opdracht 42 t/m 49 op blz 108/109

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.

Daarna maak je de rekenopgaven 19 t/m 23 op blz 125.