Herhaling spelling 1.8 tm 5.8

Spelling 1.8
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spelling 1.8

Slide 1 - Diapositive

Werkwoordspelling 
De stam van een werkwoord
Dat is het werkwoord -en
Dus 

passen, tennissen
maarrrr..... soms komt er iets bij of gaat er iets af
koken, spelen





Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 3 - Diapositive

Dus.. de tt
Anne.............. mooie cijfers. (halen)
Ik..................dat hij mooie cijfers haalt. (denken)

Slide 4 - Diapositive

Leestekens

Slide 5 - Diapositive

Dus....de leestekens
wat een rare dag is het vandaag

ik hoop dat ajax maandag eindelijk weer eens wint

Slide 6 - Diapositive

Spelling 2.8 

Slide 7 - Diapositive

In de tegenwoordige tijd heeft de pv 3 vormen

ik
jij/hij
wij

Slide 8 - Diapositive

eindigt de ik-vorm op -t   (bv laten)


ik laat
jij/hij/zij laat
wij laten 

Slide 9 - Diapositive

eindigt de ik-vorm op een d (vinden)
ik vind
jij/hij/zij vindt
wij vinden

Slide 10 - Diapositive

leestekens de komma.....
De komma  ( ,) staat in een zin. 
Geef een kort pauze aan.
Het maakt een zin wat beter leesbaar. 

Ik vind Engels te gek, want we hebben een leuke leraar.

Slide 11 - Diapositive

leestekens de komma.....
Je gebruikt een komma ook bij een opsomming,

De leerlingen krijgen deze week spelling, lezen en fictie. 

Slide 12 - Diapositive

Spelling 3.8 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Dus de vt:  
Mijn zus en ik................door de stad........ (lopen)
Ome Jan.......................zijn nichtje een reep chocola.................... (geven)

Slide 17 - Diapositive

Zelfstandig naamwoorden: mv op -en
Bijna alle znw kun je in het meervoud zetten. Vaak is dit met -en erachter. 
Bv: boek=boeken
stoel= stoelen

Maar soms moet je een extra letter opschrijven
kat-katten




Slide 18 - Diapositive

Zelfstandig naamwoorden: mv op -en

en soms moet je bij het meervoud een letterweghalen
muur-muren

of een letter veranderen
neus=neuzen




Slide 19 - Diapositive

Spelling 4.8 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

woorden kunnen eindigen op -s
let op: 
bij a,i,o,u y

eindigen ze op 's. 

Slide 22 - Diapositive

Spelling 5.8 

Slide 23 - Diapositive

voltooid deelwoord
voltooid deelwoord begint met ge-,be-, her-ver-,ont-...

we zijn naar huis gelopen
ik ben dat vergeten
dat wordt altijd bewaard 




Slide 24 - Diapositive

voltooid deelwoord sterke ww
schrijven hoe je het zegt


maak het langer...dan hoor je of het met een d of t moet schrijven...

Slide 25 - Diapositive

Dus..... het vd
Papa heeft in de tuin...................(werken)

IK heb jou niet ...................... (horen)

Slide 26 - Diapositive

bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over het zelfstandig naamwoord

De gezonde maaltijd
Het scherpe mes
Maarrrrrr
Een scherp mes

Slide 27 - Diapositive

Dus het bijvoeglijk naamwoord
Leuk
Dat is een .................meisje
Dat is een ................jongen

Slide 28 - Diapositive

een quiz

Slide 29 - Diapositive

De juf.......................als de beste
A
ren
B
rent
C
rendt
D
huh? Waar heeft u het over?

Slide 30 - Quiz

Daarom.............. ze gister hard................. (vd, leren)
A
hebt geleerd
B
heeft geleerd
C
had geleert
D
huh? Waar heeft u het over?

Slide 31 - Quiz

Elke dag...............ik muesli
A
eet
B
eett
C
eedt
D
huh?

Slide 32 - Quiz

Voltooide tijd van: ruiken
A
Ik heb geruikt
B
Ik heb geruikd
C
Ik heb geroken
D
Ik heb geruiken

Slide 33 - Quiz

Voltooide tijd van: kweken
A
ik heb gekweekt
B
ik heb gekweekd
C
ik weet het niet

Slide 34 - Quiz

Voltooide tijd van:

verwaarlozen
A
ik heb verwaarloosd
B
ik heb verwaarloost
C
ik weet het niet

Slide 35 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 36 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 37 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het ...
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord
D
bijwoord

Slide 38 - Quiz

Wat is het meervoud ?
timer
0:10
A
aapen
B
aapjes
C
apen
D
appen

Slide 39 - Quiz

Meervoud
A
taxis
B
taxi's
C
taxies
D
taxie's

Slide 40 - Quiz

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 41 - Quiz

Meervoud
A
mavo's
B
mavos

Slide 42 - Quiz

Meervoud
A
dominee's
B
dominees

Slide 43 - Quiz

Meervoud van:
haar
A
haren
B
haaren

Slide 44 - Quiz