§SP herhaling po en NN6e B1H tm hfst 3 NN6e

Herhaling spelling 
- Hoofdletters en leestekens
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)
- Spelling in het woordenboek (lastige woorden)
- De verleden tijd van zwakke werkwoorden
- Meervouden op -en, meervouden op -s
- De verleden tijd van sterke werkwoorden
- Voltooid en onvoltooid deelwoord
- Bijvoeglijk naamwoord
- Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
- Komma, dubbele punt en aanhalingstekens
- Werkwoordsvormen

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling spelling 
- Hoofdletters en leestekens
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)
- Spelling in het woordenboek (lastige woorden)
- De verleden tijd van zwakke werkwoorden
- Meervouden op -en, meervouden op -s
- De verleden tijd van sterke werkwoorden
- Voltooid en onvoltooid deelwoord
- Bijvoeglijk naamwoord
- Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
- Komma, dubbele punt en aanhalingstekens
- Werkwoordsvormen

Slide 1 - Diapositive

Wanneer gebruik je hoofdletters?
Geef drie antwoorden!

Slide 2 - Question ouverte

Een komma mag je overal in een zin neerzetten
JUIST
ONJUIST

Slide 3 - Sondage

De ik-vorm en de stam zijn hetzelfde
JUIST
ONJUIST

Slide 4 - Sondage

Het verschil tussen de ik-vorm en de stam
De stam is het werkwoord -en. 
Voorbeeld:                               lopen = hele werkwoord
                                                           lop = stam
De ik-vorm is het werkwoord zoals je het schrijft als er 'ik' in de zin staat. 
Voorbeeld:                               lopen = hele werkwoord 
                                                        loop = ik-vorm

Slide 5 - Diapositive

Een zwak werkwoord verandert niet van klank in de verleden tijd
JUIST
ONJUIST

Slide 6 - Sondage

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
- Is het enkelvoud? --> Ik-vorm TT + de of te
   Smeerde, antwoordde, maakte, verlichtte
- Is het meervoud? --> Ik-vorm TT + den  of ten
  Smeerden, antwoordden, maakten, verlichtten

Maar hoe weet ik nu of ik -te(n) of -de(n) schrijf?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Sterke werkwoorden in de VT
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd
Maak het werkwoord langer om erachter te komen of het op een -d of een -t eindigt.
--> bijt = beet (beten) en vind = vond (vonden)
Schrijf het woord zo kort mogelijk op: je hoeft je niet druk te maken om een extra -t!
Voorbeeld: Hij werd misselijk

Slide 9 - Diapositive

Zwakke werkwoorden in de VT
Houden dezelfde klank, maar worden langer. Hoe doe ik dat?
Bekijk het werkwoord en haal hier -en vanaf (= de STAM)
Kijk naar de laatste letter. Is dit een van de volgende letters:
               X T C K (of) F (ie) S H (o) P
....dan heeft de letter geen stem dan moet je die geven (je    
     gebruikt je stembanden niet) : je schrijft dan -te(n).

Meestal en bij twijfel schrijf je -de(n) achter een zwak werkwoord!

Slide 10 - Diapositive

Wanneer gebruik je -ën?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het meervoud van moskee?

Slide 12 - Question ouverte

Broccol...
i
ie

Slide 13 - Sondage

Het meervoud van handvat is...

Slide 14 - Question ouverte

Bij meervouden -s schrijf je altijd 's
JUIST
ONJUIST

Slide 15 - Sondage

Belangrijk bij het voltooid deelwoord (=VD)

Bij een VD van zwakke werkwoorden maak je het werkwoord langer. 
Zo weet je of het woord eindigt op -d of -t.
Voorbeeld: gefiets....te, dus gefietst / gebrand....de, dus gebrand
Een werkwoord dat in de VT verandert van klank (=sterk werkwoord) eindigt vaak op -en! en keert dan terug naar de TT-klank:
Voorbeeld: lopen - liepen, dus gelopen / worden - werden, dus geworden

Slide 16 - Diapositive

Wat is het verschil tussen voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord?

Slide 17 - Question ouverte

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het / zijn de bijvoeglijk naamwoord(en) in de zin:

Dat is een mooie jas.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het / zijn de bijvoeglijk naamwoord(en) in de zin:

Vanwege de harde regen heb ik natte kleren.

Slide 20 - Question ouverte

Citeren of aanhalen. Is het volgende goed of fout geschreven:

Hij zei 'dat we vanmiddag weer teruggaan'.
JUIST
ONJUIST

Slide 21 - Sondage

Citeren of aanhalen. Is het volgende goed of fout geschreven:

'Weet je het zeker?', vroeg ik nog.
ONJUIST

Slide 22 - Sondage

Wat is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) in de zin:

Het heeft even geduurd.
A
Het
B
heeft
C
even
D
geduurd

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:

Het heeft even geduurd.
A
Het
B
heeft
C
even
D
geduurd

Slide 24 - Quiz

Wat is het onvoltooid deelwoord (od) in de zin:

Twijfelend kijkt hij naar de deur.

Slide 25 - Question ouverte

Bij welke optie zijn de werkwoorden juist geschreven:

Gisteren ... (zijn) wij bij onze buren ... (uitgenodigen) in hun ... (versieren) tuin.
A
benne, uitgenodigd, versierden
B
zijn, uitgenodigd, versierde
C
zijn, uitnodigt, versierde
D
zijn, uitgenodigt, versierden

Slide 26 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord (vd) in de zin:

De winnaar heeft zijn score niet opgeslagen.
A
winnaar
B
heeft
C
score
D
opgeslagen

Slide 27 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord (vd) in de zin:

Toen hij naar de deur liep heeft hij even getwijfeld.
A
Toen
B
liep
C
heeft
D
getwijfeld

Slide 28 - Quiz

Wat is het onvoltooid deelwoord (vd) in de zin:

De winnaar liep juichend met zijn hoge score in de hand naar het podium.
A
winnaar
B
liep
C
juichend
D
hoge

Slide 29 - Quiz