les 12

 20 decemeber 2023
Begrippen / woordenschat 

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

 20 decemeber 2023
Begrippen / woordenschat 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij aankoop van een nieuw apparaat krijg je meestal een...
A
milieu
B
garantiebewijs
C
energiebron
D
consument

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De kok maakt het .....
A
consument
B
instant
C
menu
D
recepten

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de opleiding tot kok leer je over de smaak van de...........
A
menu
B
hygiene
C
warenkennis
D
ingredienten

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een kok hoeft niet alle..........uit zijn hoofd te kennen
A
Recepten
B
Instant
C
Maaltijd
D
Nagerecht

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort erbij?

Het woord 'brood' hoort bij ...
A
recept
B
pan
C
tarwekorrel
D
rijst

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort erbij?

Het woord FORNUIS hoort bij....
A
Recept
B
ijs
C
Sla
D
Pan

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort erbij?

Bij het woord NASI hoort.......
A
Pan
B
Voorgerecht
C
Rijst
D
Lepel

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Los de sommen op 
en versier de boom!
9
21
30
8

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep het populaire kerst-
eten naar het juiste land

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak met de zinsdelen een goede zin
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de woorden in de juiste volgorde om er een zin van te maken. Begin bij de hoofdletter.
gezond
is
heel
eten 
Fruit

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort erbij?

Bij het woord AARDOLIE hoort...
A
Pan
B
Energiebron
C
Eiwit
D
Was

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord mist?
In een zaak voor...................kun je meubels kopen
A
Consument
B
Milieu
C
Producent
D
Woninginrichting

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ga regelmatig naar.............winkel
A
De
B
Het

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de kerstboom hangen 28 kerstballen. Kim hangt er nog 9 kerstballen bij. Er vallen twee ballen stuk
Hoeveel ballen hangen er nu in de boom?
A
9 ballen
B
26 ballen
C
19 ballen
D
35 ballen

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De moeder van Sophie heeft nog 6 kerstballen nodig.
Een kerstbal kost €2,50
Hoeveel moet de moeder van Sophie betalen?
A
€8,-
B
€15,-
C
€12,-
D
€14,-

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb.........vakantiebaan bij ......winkel
A
Een/ Een
B
Het/ Een
C
Een/ Het
D
De/ Het

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens een..........cursus leer je een wond verbinden
A
HBEO
B
BOHE
C
EHBO
D
EBOH

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de kerstboom hangen 60 kerstballen. Dit is 25% van de kerstballen.
Hoeveel ballen hangen er in de boom, als de boom klaar is (100%)?
A
180 ballen
B
75 ballen
C
120 ballen
D
240 ballen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort ebij?

Bij transpireren hoort.....
A
Zweet
B
Blessure
C
Raam
D
Medicijn

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort erbij?

Bij DEUR hoort....
A
Raam
B
Scharnier
C
Steen
D
Kwast

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort erbij?

Bij DUIMSTOK hoort..
A
Centimeter
B
Scharnier
C
Steen
D
Hamer

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is het oorspronkelijke doel van de kerstballen in een kerstboom?
A
Om boze geesten te verjagen
B
Om te laten zien dat je rijk bent
C
Om fruit na te bootsen
D
Om de Kerstman gunstig te stemmen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er was geen kerstboom, ..... neem ik maar een kerstbal mee
A
of
B
en
C
want
D
dus

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar verwijst de piek naar?
A
Een gespieste oliebol.
B
De kus van Jupiter en Saturnus.
C
De Poolster.
D
Ster van Bethlehem.

Slide 26 - Quiz

Appels waren van oudsher een versiering van de Germaanse boom op het Joelfeest, het Germaanse Zonnewendefeest.
Er zijn 162 kerstballen. De helft van de kerstballen valt kapot. Hoeveel kerstballen zijn er kapot?
Tekst
A
80 kerstballen
B
81 kerstballen
C
82 kerstballen
D
84 kerstballen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de winkel liggen 504 kerstballen. Er vallen 7 kerstballen kapot. Hoeveel kerstbalen blijven er over?
A
597 kerstballen
B
498 kerstballen
C
479 kerstballen
D
497 kerstballen

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik koop 8 kerstballen voor 32 euro. Hoeveel euro kost een kerstbal?
A
24 euro
B
6 euro
C
4 euro
D
3 euro

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wil ze voor Kerst hebben?
timer
0:20
A
Me
B
You
C
Him
D
een groot cadeau

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is het kerstavond?
A
de avond voor kerst
B
de avond van eerste kerstdag
C
de avond van tweede kerstdag
D
precies een week voor kerst

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Fijne Kerst !!!!

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions