werkwoordspelling les 1: persoonsvorm tegenwoordige tijd (Rev.)

WERKWOORDSPELLING (rev.)
Uitleg & Oefenen
 persoonsvorm tegenwoordige tijd
Nederlands
 
 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WERKWOORDSPELLING (rev.)
Uitleg & Oefenen
 persoonsvorm tegenwoordige tijd
Nederlands
 
 

Slide 1 - Diapositive

Vooruitblik
Aan het einde van deze les :
... weet je het verschil tussen de stam en de ik-vorm;
... weet je het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden;
... weet je hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden;
... weet je hoe je de regel van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd                moet toepassen;
... weet je hoe je de regel van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd            van de in het Nederlands gebruikte Engelse werkwoorden moet toepassen.


Slide 2 - Diapositive

Verschil 'stam' en 'ik-vorm'
  • Stam = het hele werkwoord en dan -en eraf
  • Ik-vorm = de vorm die je bij de persoon 'ik' schrijft.
Bijv.: het werkwoord 'vinden'
Stam= vind / Ik-vorm= vind
Bijv. het werkwoord 'lopen'
Stam= lop / ik-vorm= loop


Slide 3 - Diapositive

Verschil 'sterke' en 'zwakke' werkwoorden
Sterk werkwoord (onregelmatig werkwoord) verandert van klank in de v.t. :
Vb.    Ik zwem         v.t.= ik zwom        = sterk ww
    ik loop           v.t.= ik liep               = sterk ww

Zwak werkwoord (regelmatig werkwoord) houdt dezelfde klank in de v.t. :
V.b.    Ik reageer    v.t.= ik reageerde      = zwak ww
    Ik antwoord  v.t.= ik antwoordde = zwak ww

Slide 4 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 5 - Question ouverte

Hoe vind je de persoonsvorm?

Door drie proeven:
1. de getal proef - wijzig van enkelvoud naar meervoud en vice versa : het werkwoord dat verandert is de pv
2. de tijdproef - wijzig van tegenwoordige tijd naar verleden tijd en vice versa : het werkwoord dat verandert is de pv
3. de vraagproef - maak de zin vragend : het werkwoord dat vooraan komt te staan is de pv

Slide 6 - Diapositive

Regel schrijven van de persoonsvorm (tt)

  • Gebruik het werkwoord 'lopen'
Bijv.: Jan (vinden) zijn elftal heel erg fijn.
Vul het werkwoord 'lopen' in: Jan loop   
je hoort een 't' : dus ik-vorm + t ....wordt.....  ik vind + t
         Jan vindt zijn elftal heel erg fijn.
LET OP: deze regel gebruik je ook bij de Engelse werkwoorden die wij in Nederland gebruiken.


Slide 7 - Diapositive

Regel schrijven van de persoonsvorm (vt)

  • Gebruik ‘t ex-kofschip (alleen de medeklinkers)
  1. Haal van het hele ww de –en eraf (=de stam)
  2. Tref je dan aan het eind een medeklinker uit ‘t ex-kofschip aan dan schrijf je de v.t. met –te.
V.b.:
huppen  –en eraf wordt hup ; de ‘p’ zit in ‘t ex-kofschip        -dus hupte
spelen    –en eraf wordt speel ; de ‘l’ zit niet in ‘t ex-kofschip -dus speelde

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag!
Schrijf van de werkwoorden op slide 15 t/m 26
de stam en de ik-vorm op.

Slide 9 - Diapositive

Schrijf de stam en de ik-vorm op van: beklimmen

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van:
mixen

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van:
blazen

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van:
saven

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van:
zich afvragen

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van:
flossen

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van: zich schamen

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de stam en de ik-vorm op van:
afblijven

Slide 17 - Question ouverte

fronzen

Slide 18 - Question ouverte

Aan de slag met de persoonsvorm (tt)
Op de volgende slides volgt een aantal meerkeuzevragen over de persoonsvorm tegenwoordige tijd
Weet je de regel nog? Niet? Ga dan naar de uitleg aan het begin van de les.

  • Kies steeds de juiste letter.
  • Controleer je antwoord.
  • Begrijp je waarom je antwoord goed/fout is?
  • Zo nee: vraag de docent om hulp.

Slide 19 - Diapositive

PVTT
Hoe lang .... hij het ... (uithouden)?
timer
0:10
A
houd...uit
B
hout...uit
C
houdt...uit

Slide 20 - Quiz

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis
niet erg objectief.
timer
0:10
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 21 - Quiz

PVTT
Wor... je nog opgenomen in
de selectie van het eerste elftal?
timer
0:10
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 22 - Quiz

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?
timer
0:10
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort

Slide 23 - Quiz

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd
steeds meer.
timer
0:10
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 24 - Quiz

PVTT
Bran.... je handen niet aan die
hete pan!
timer
0:10
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 25 - Quiz

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je
met je iPhone speelt tijdens de les?
timer
0:10
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 26 - Quiz

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk
is met dat toestel.
timer
0:10
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 27 - Quiz

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je
hem recht aankijken.
timer
0:10
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 28 - Quiz

PVTT
Weet je wel wat het beteken.... als
je werkwoordspelling echt beheerst!
timer
0:10
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 29 - Quiz

Aan de slag met Engelse ww PVTT!
Op de volgende slides volgt een aantal meerkeuzevragen over Engelse werkwoorden in de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Weet je de regel nog? Niet? Ga dan naar de uitleg aan het begin van de les.

  • Kies steeds de juiste letter.
  • Controleer je antwoord.
  • Begrijp je waarom je antwoord goed/fout is?
  • Zo nee: vraag de docent om hulp.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 33 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 34 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 35 - Quiz


Hartstikke goed gedaan! 

Natuurlijk ben je hier van harte welkom wanneer je nog de theorie wil doorlezen of wil oefenen!

Slide 36 - Diapositive