Aan het einde van deze les :
... weet je het verschil tussen de stam en de ik-vorm;
... weet je het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden;
... weet je hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden;
... weet je hoe je de regel van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet toepassen;
... weet je hoe je de regel van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd van de in het Nederlands gebruikte Engelse werkwoorden moet toepassen.