Past simple and past continuous, periode 4

Past simple
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Past simple

Slide 1 - Diapositive

Do you know how to use the past simple vs the past continuous?
Yes! Totally
Sort of
No
What is the present perfect?

Slide 2 - Sondage

welke tijd is: was/were+ww-ing
A
present perfect
B
present continuous
C
past simple
D
past simple continuous

Slide 3 - Quiz

Wat kunnen signaalwoorden van de past simple zijn?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen past simple en past continuous?
A
Alleen past simple is verleden tijd.
B
er is geen verschil want ze zijn beiden verleden tijd.
C
Beide tijden zijn afgesloten verleden tijd.
D
de pas simple is afgesloten verleden. continuous heeft looptijd.

Slide 5 - Quiz

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Onvoltooid Verleden Tijd.


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it raineded
they beg-> they begged

Slide 8 - Diapositive

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 9 - Diapositive

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y en er staat een medeklinker voor, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 10 - Diapositive

 RWW Spelling
De slotmedeklinker krijgt verdubbeling, als de klemtoon op de laatste lettergreep valt en er maar 1 klinker in staat:
commit - committed
prohibit - prohibited

De "l" krijgt altijd verdubbeling, behalve als er 2 klinkers voor staan:
cancel - cancelled
appeal - appealed

Slide 11 - Diapositive

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.

Slide 12 - Diapositive

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 13 - Diapositive

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 14 - Diapositive

Past Simple - Signaalwoorden
In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • Ezelsbruggetje:  LADY W
  • (last,… ago, date of the past, year (past)/ yesterday, when)

Slide 15 - Diapositive

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 16 - Quiz


Wat is de Past Simple van plead
A
pled
B
pleadded
C
plead
D
pleaded

Slide 17 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 18 - Quiz


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 19 - Quiz


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 20 - Quiz

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 21 - Question ouverte

They ....... (go) home after school yesterday.

Slide 22 - Question ouverte


Wat is de Past Simple van travel
A
travels
B
traveled
C
travelled
D
has traveled

Slide 23 - Quiz


Wat is de Past Simple van prefer
A
prefferred
B
preferred
C
prefered
D
preffered

Slide 24 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 25 - Quiz


Wat is de Past Simple van buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 26 - Quiz


I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate

Slide 27 - Quiz


We ..... on holiday 2 years ago.
A
go
B
went
C
been
D
walked

Slide 28 - Quiz

Opdracht A
Geef de gewone verleden tijd van de volgende werkwoorden.
klassikaal nakijken!

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Past Continuous
  • De past continuous gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden aan de gang was.
  • De past continuous is de verleden tijd +ing
  • Je maakt de past continuous met:
    was/were voor het werkwoord +ing achter het werkwoord

    Bijvoorbeeld: I was eating when the phone rang.
    Bijvoorbeeld: They were sleeping.

Slide 31 - Diapositive

welke is past continuous?
A
I ate a sandwich
B
I was eating a sandwich

Slide 32 - Quiz

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 33 - Quiz


Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets een tijdje bezig of aan de gang was in het verleden.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 34 - Quiz

Hoe vorm je de Past Continuous?
A
am/is/are + ww met ing
B
was/were + ww met ing
C
can / could /may
D
do /does

Slide 35 - Quiz

past continuous of 'eat'
A
eated
B
was/were eating
C
ate
D
eating

Slide 36 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?
timer
0:20
A
when, while
B
always, never, ever, often
C
right now, at the moment
D
yesterday, last week

Slide 37 - Quiz

Simple past
Past continuous
was cycling
were doing
cried
slept
was studying
watched
was reading

Slide 38 - Question de remorquage

Past simple vs Past continuous
De past simple en past continuous worden vaak samen in een zin gebruikt, waarin de continuous aangeeft wat langer duurt en de past simple de korte actie aangeeft:
We were watching a movie when the phone rang.
He was walking to school when the accident happened.

Slide 39 - Diapositive

Past Simple
Past Continuous
Verleden gebeurt en voorbij.
Langere tijd in het verleden.

Slide 40 - Question de remorquage


Tom ..... (take) some photos when I ..... (play) in the garden.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
took
was taking
played
was playing

Slide 41 - Question de remorquage

George  ........ (fall) off the ladder while he ..... (paint) the ceiling.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
fell
was falling
was painting
painted

Slide 42 - Question de remorquage

Past Simple vs. Past Continuous

My sister .............. (walk) in while I was making my homework
A
walked
B
was walking
C
walking
D
walsk

Slide 43 - Quiz

Past Simple vs. Past Continuous

Sheila and I ............. (talk) to the neighbour when the doorbell rang.
A
talked
B
were talking
C
was talking
D
talks

Slide 44 - Quiz

It suddenly _______ (to make) a loud noise while I _______ (to listen) to my favourite band. (streepje ertussen)

Slide 45 - Question ouverte

How well do you understand the past simple vs. past continuous? Give yourself a grade between 1-10

Slide 46 - Question ouverte

Homework
- Do exercises A + B + C 1-8 (p. 37 - BLE)

- Study the past simple & past continuous theory (p. 35, 36-BLE)

Slide 47 - Diapositive