een zakelijke brief schrijven 2F

De zakelijke brief
oefenen voor het examen Nederlands schrijven
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De zakelijke brief
oefenen voor het examen Nederlands schrijven

Slide 1 - Diapositive

Op je examen moet je een zakelijke brief schrijven.
lesdoel: 
Aan het eind van de les weten jullie hoe je een zakelijke brief schrijft.

Slide 2 - Diapositive

Welke taal gebruik je in een zakelijke brief?

A
Formele taal
B
Informele taal

Slide 3 - Quiz

welke aanhef is formeel?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
beste Adam,
C
Lieve oma,

Slide 4 - Quiz

welke groet is informeel?
A
Met de meeste hoogachting,
B
Hoogachtend,
C
groetjes,

Slide 5 - Quiz

wat is de formele vorm van wat kan ik voor je doen?
A
Kan ik je helpen?
B
Waarmee kan ik u van dienst zijn?

Slide 6 - Quiz

wat is de informele vorm van:
Ik voeg aan de brief een kopie toe van de nota?
A
Ik doe een kopietje van de bon bij de brief
B
Ik vraag de nota van de brief.
C
Er zit een kopie van de brief bij de nota.

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van deze zin?
Ik kan helaas de gemaakte kosten niet vergoeden.
A
U moet nu helaas betalen.
B
Ik kan jammer genoeg het geld niet terugbetalen.
C
Ik vind het jammer dat u geen geld heeft
D
Het heeft veel geld gekost.

Slide 8 - Quiz

Wie heeft de brief verstuurd?

Slide 9 - Diapositive

Wie heeft de brief verstuurd?
A
verhuren en huren
B
afdeling verhuren
C
Piet Jansen
D
Huur opzeggen

Slide 10 - Quiz

Waar gaat deze brief over?

Slide 11 - Diapositive

Waar gaat de brief over?
A
verhuren
B
huur opzeggen
C
huren

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Als je wilt weten hoe je de brief moet indelen, kik dan op blz. 256 in je boek van Nu Nederlands boek B.
succes!

Slide 14 - Diapositive

Heb je nog vragen over de zakelijke brief?

Slide 15 - Question ouverte

Is het lesdoel bereikt?
Ik kan nu een zakelijke brief schrijven
A
Ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive