Dag 10

• NT2
• ISK

Thema 8: Technologie

want

• dit woord gebruik je om te zeggen wat de reden van iets is
• je zegt waarom
• zin: Ik ga naar bed, want ik ben moe. 
• zin: Ik kom niet naar school, want ik ben ziek.

wel

• dit woord gebruik je om te zeggen dat iets waar is
• wel waar <----> niet waar
• zin: Ik hou niet van koffie, maar mijn vriendin wel.
• zin: Die jurk is wel leuk, maar ik vind de broek mooier. 

de wereld

• de aarde
• zin: Op de hele wereld wonen 7 miljard mensen (7000.000.000).

werken (ww)

• je werkt om geld te verdienen.
  
• werkwoord: ik werk, jij/hij/zij werkt, wij werken
• verleden tijd: 
  werkte - heb gewerkt
• zin: Hij werkt in een schoenenwinkel. 

de werker

• iemand die het werk doet
• zin: Hij is een harde werker.

de zee

• een grote hoeveelheid zout water tussen landen
• zin: Als we naar het strand gaan, ga ik altijd in de zee zwemmen. 
• zin: Den Helder ligt aan de zee.

Ik blijf vandaag thuis, .........ik ben ziek.

44

1. daarom
2. waarom
3. want
4. dokter

Ik hou niet van koffie, maar mijn vriendin ..........

1. lekker
2. wel
3. goedkoop
4. allemaal

Welke foto hoort bij 'de wereld'?

46

1. 
2. 
3. 
4. 

Waar zie je mensen 'werken'?

47

1. 
2. 
3. 
4. 

48

De werker

Vissen zwemmen in de zee.
Den Helder ligt aan de zee.
De zee is rood.
De koeien staan in de zee.

49

1. waar-niet waar- waar-waar
2. waar-waar niet waar-niet waar
3. niet waar-waar niet waar-niet waar
4. waar-waar waar-waar