22/23 Drama, H4, deeltaak 3/4: Teksttoneel, analyse en concept.

Teksttheater
Het woord ‘dialoog’ wordt in het woordenboek aangeduid als tweespraak, of samenspraak
SE 2
KVDR H4 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Teksttheater
Het woord ‘dialoog’ wordt in het woordenboek aangeduid als tweespraak, of samenspraak
SE 2
KVDR H4 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Conflict  

Een vast ingrediënt van een dialoog is ‘een conflict’. In sommige dialogen kan het lijken dat er geen conflict in zit. Zeker bij de hele korte. En er is ook niet altijd een oplossing. Anders zouden het allemaal hele lange en afgeronde verhaaltjes worden met minder mogelijkheden voor interpretatie. Er zijn vele soorten conflicten. Verschillen in personages versterken het conflict. Bijvoorbeeld: de één blijft kalm, de ander is vanaf het begin woest.

Slide 3 - Diapositive

Opbouw 

Als er ontwikkeling in het personage zit, zit er opbouw in je verhaal. Vraag je in elke dialoog af of het personage zich ontwikkelt. 

Slide 4 - Diapositive

Wat er niet staat

Er is altijd een verhaal om de dialoog heen. Je kunt zo zelf de tekst een richting geven. Wat is er bijvoorbeeld aan de dialoog vooraf gegaan en staat niet in de tekst? 

Slide 5 - Diapositive

Actie-Reactie

In een dialoog gaat het om actie-reactie. Het spel maakt duidelijk hoe deze actie-reactie verloopt en heeft vaak met emotie te maken.

Slide 6 - Diapositive

Probleemsituatie

In een dialoog hoort een probleemsituatie. Een probleem dat wel of niet opgelost dient te worden. Lees een dialoog goed om erachter te komen hoe het probleem aangeboden wordt, verborgen gehouden wordt, ontdekt wordt, veranderd en eventueel opgelost wordt. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Tekstbehandeling
Hoe behandel je als acteur jouw tekst met als doel deze tot leven te brengen?

Slide 9 - Diapositive

Interpretatie 
Als je de tekst zowel technisch als inhoudelijk wat beter kent, ga je je nu puur op de tekst richten en bij elke zin ga je je afvragen wat er bedoelt wordt. Je gaat dus met het verhaal in je achterhoofd, de tekst interpreteren: Waarom zegt het personage deze zin, wat wordt er bedoeld met die zin, staat er wat de verteller ook wil zeggen of zit er iets achter (bijvoorbeeld sarcasme: denktekst) en bedoelt hij/zij iets heel anders. Zorg dat je bij elke tekst weet wat je zegt, weet waar je het over hebt en waarom die tekst zo loopt zoals het loopt. 

Slide 10 - Diapositive

Denktekst
Dat wat het personage denkt en niet hardop uitspreekt. Deze klinkt vaak door in de behandeling van de tekst.

Of in zijn motieven van handelen.

Slide 11 - Diapositive

TEKSTBEGRIP 

Zonder tekstbegrip is een acteur als een schip dat stuurloos is op zee. Spelen is voor een groot deel: weten wat je zegt en luisteren naar wat de ander zegt.  

Visualisering: zie voor je wat je vertelt. 

 

Slide 12 - Diapositive

UITSPRAAK / ARTICULATIE 

Het is uitermate vervelend om na een voorstelling commentaar te krijgen over verstaanbaarheid. Door tekst repetities en bijv. stemtraining en -opwarming kan dit worden voorkomen. 

 

Slide 13 - Diapositive

TEMPO/RITME 

Het maakt voor de beleving van het publiek veel uit of de teksten op elkaar aansluiten. Sluiten ze aan, dan kan een scène flitsend, virtuoos of energiek zijn, terwijl als er een 'witje' tussen zit van meer dan een driekwart seconde, dan kan dezelfde scène log en energieloos overkomen.  

Slide 14 - Diapositive

ACCENTUERING  
De intonaties (= Manier van spreken met beklemtoning om iets duidelijk te maken. De juiste intonatie hebben om een boodschap goed te laten overkomen.) die je kiest hebben consequenties voor de betekenis van wat je zegt. De keuzes die je maakt zijn afhankelijk van je rol intentie en ondersteunen het tekstbegrip. VB: de zin: 'Wat wil je?' kun je op drie manieren accentueren. 'WAT wil je?', 'Wat WIL je?' of 'Wat wil JIJ?"

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Verschillende vormen van accenten zijn:
   Ritmisch accent – zoals het gegeven voorbeeld. 

Temporaal accent – verlengt de klank van het woord (al jaaaaaaaren)  

Muzikaal accent – geeft betekenis meer kleur (Geweldig, afschuwelijk) (Een temporaal en een muzikaal accent is ook een ritmisch accent) 

Slide 17 - Diapositive

ROLINTENTIE  
Het geeft een acteur veel houvast als hij weet vanuit welke intentie (bedoeling/doel) hij speelt. Dit kan per scène of zelfs per segment (gedeelte) van een scène verschillen. 

Hoe éénduidiger de intentie hoe beter. Geen enkele acteur kan twee dingen tegelijk spelen. Gelaagdheid in een rol brengt men teweeg door te schakelen tussen verschillende intenties. 

Slide 18 - Diapositive

Premisse
In een zin de situatie kunnen omschrijven.

Trucje: Een eenvoudig trucje om een goede premisse te vinden voor een scenario is het idee toetsen aan de vraag:
"Wie wil wat en waarom kan hij dat niet?"
Voorbeeld:
Wat gebeurt er als een upper-class meisje verliefd wordt op een zwarte jongen?

Slide 19 - Diapositive

 De SE opdracht, deel 1
"Audiomovies - Podcast"

 Is een vorm van drama, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van geluid. De meeste hoorspelen worden dan ook voor het medium radio gemaakt of in deze tijd: podcast.

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld: Belofte van Pisa

Slide 21 - Diapositive

Opdracht
Jullie gaan een dialoog spelen, alleen zijn jullie zelf niet zichtbaar. Dus het enige wat het publiek krijgt is jullie stemmen die de dialoog tot leven brengt d.m.v. tekstbehandeling (zowel technisch, actie-reactie en inleving)

Jullie zijn dus niet zichtbaar!


Slide 22 - Diapositive

En dan de teksten...
- Zelf duo of drietal maken, het liefst een duo

- Jullie mogen in de gegeven tekstboeken op zoek naar een leuke dialoog waarmee je aan het werk gaat met de "hoorspel" opdracht.

Slide 23 - Diapositive

Stap 1
1. Tekstkeuze
2. Analyseren: Welke spelgegevens kun je halen uit de tekst (5 w's)
3. Opbouw
4. Personages en situatie schets
5. Denkteksten
6. Verdeling rollen
7. Samen lezen

Slide 24 - Diapositive

Beoordelingscriteria SE2
- Dynamiek in tekstbehandeling
- Spelconcentratie, zit je in het spelmoment met elkaar
- Creativiteit, wat hebben jullie toegevoegd
- Samenspel
- Mise-en-Scene


Slide 25 - Diapositive