Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herhaling H7.1 en molariteit
Voorbereiden PO2
Slide 1 - Diapositive
PO2 titreren
Je kunt door middel van een titratie van een zuurbase-reactie of een redoxreactie de onbekende molariteit van een oplossing bepalen
Slide 2 - Diapositive
Deze les
opfrissen kennis van
- zure en basische oplossingen
- zuurbase indicatoren
- rekenen met molariteit
Slide 3 - Diapositive
Een zuur is een deeltje/stof dat een H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan
Slide 4 - Quiz
Een base is een deeltje/stof dat een H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan
Slide 5 - Quiz
bevat H+ionen
bevat
OH-ionen
zuur
basisch
neutraal
Slide 6 - Question de remorquage
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Door reactie van een zure oplossing en een basische oplossing ontstaat een neutrale oplossing. Je kunt dit zichtbaar maken door de pH te meten.
Slide 9 - Diapositive
H7.1 pH meten
Met een pH-meter (zeer nauwkeurig)
Met indicatoren: kleurstoffen waarvan de kleur afhankelijk is van de pH (minder nauwkeurig)
universeel indicatorpapier
indicator-oplossingen
Slide 10 - Diapositive
Binas tabel 52A
Bekende zuur-base indicatoren staan
met omslagtrajecten in Binas 52A
Slide 11 - Diapositive
wat is de pH van de oplossing?
pH = ?
met methylrood kleurt de oplossing geel
met fenolrood kleurt de oplossing geel
timer
3:00
Slide 12 - Diapositive
toepassing: titratie
Bij een titratie voeg je net zo lang een zure oplossing en een basische oplossing samen tot de oplossing neutraal is geworden. De verandering van de pH maak je zichtbaar met een indicator.
Uitleg van het principe van titratie volgt in de volgende les.
Slide 13 - Diapositive
Wat is molariteit?
molariteit = de concentratie van een stof in mol per L
notatie: [OH-] = 0,1008 M
c=Vn
Slide 14 - Diapositive
Molariteit
De notatie[formule] wordt gebruikt om de molariteit van een oplossing aan te geven.
Bijv. [OH-]=0,1008 M
Hier staat: de concentratie/molariteit van OH- ionen is 0,1008 mol per liter oplossing.
Je zegt ook wel: de concentratie is 0,1008 molair.
Slide 15 - Diapositive
Zoë heeft 200 mL van een drankje met daarin 0,010 M glucose. Ze drinkt de helft op. Wat is de molariteit van glucose in de oplossing die ze over houdt?
A
0,0050 M
B
0,010 M
C
0,020 M
D
1,8 g/L
Slide 16 - Quiz
Voorbeeld 1
In 12,75 mL zit 13,48 mmol H+
Wat is de concentratie van deze oplossing in mol/L?
c=Vn
Slide 17 - Diapositive
Voorbeeld 1
In 12,75 mL zit 13,48 mmol H+
Wat is de concentratie van deze oplossing in mol/L?
ANTWOORD
c = n / V
dus: c = 13,48.10-3 mol / 12,75.10-3 L = 1,057 mol / L
c=Vn
Slide 18 - Diapositive
Je lost 1,30 mol keukenzout (NaCl) op in 6,0 liter water. Bereken de molariteit van de oplossing die ontstaat. Geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers
timer
2:00
Slide 19 - Question ouverte
Je lost 0,348 mol Na3PO4 op in 4,20 liter water. Geef eerst de oplosvergelijking van Na3PO4 en bereken dan [ Na+ ].
timer
4:00
Slide 20 - Question ouverte
Voorbeeld 2
[OH-] = 0,1008 M
Hoeveel mol OH- zit er in 25,00 mL?
c=Vn
Slide 21 - Diapositive
Voorbeeld 2
[OH-] = 0,1008 M
Hoeveel mol OH- zit er in 25,00 mL?
ANTWOORD n = c x V dus n = 0,1008 mol/L x 25,00.10-3 L = 0,00252 mol
c=Vn
Slide 22 - Diapositive
Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.
Wat is de notatie van een zwavelzuuroplossing?
A
H2SO4(aq)
B
HSO4−(aq)+H+(aq)
C
SO42−(aq)+2H+(aq)
Slide 23 - Quiz
Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing. Bereken hoeveel mmol H+ (aq) aanwezig is in de oplossing.
(Tip: wanneer je rekent met kleine volumes (bijv mL) is het handig om 0,200 mol/L te lezen als 0,200 mmol /mL)
timer
3:00
Slide 24 - Question ouverte
Oefenen
Ga nu naar de gedeelde LU
Bekijk de uitlegfilmpjes en maak de opgaven
Wat niet af is, maak je thuis verder af
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Question ouverte
Geef aan hoe goed jij nu kunt rekenen met molariteit (0 = alles fout, 10 = alles goed)
Slide 30 - Sondage
Heb je nog vragen over de onderwerpen van deze les? stel ze hier: