Werkwoordspelling 3F

Werkwoordspelling
Stap 1) Stam vinden en Tegenwoordige tijd
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Stap 1) Stam vinden en Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De stam van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De stam van een werkwoord?

Soms ziet de stam er vreemd uit. Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan naar de ik-vorm




Kijk maar:

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tegenwoordige tijd
Lopen:
Ik
Jij, hij/zij 
Wij, jullie, zij


*je/jij achter pv? enkel stam* (Loop jij naar school?) 
(Loopt je vader naar zijn werk?)

loop
loopt* 
lopen

Slide 4 - Diapositive

Alles voor het zinsdeel persoonsvorm is een apart zinsdeel
Schrijf de juiste vorm op:
Het paard (draven) door de groene wei.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de juiste vorm op:
Zij (missen) haar aansluiting.

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de juiste vorm op:
(Worden) jij ook zo gek van al die updates?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoordspelling
Stap 2) Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sterke werkwoorden
Een sterk werkwoord krijgt in de verleden tijd een andere klank dan in de tegenwoordige tijd:
blijven - bleef - bleven
bedriegen - bedroog - bedrogen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd 'de' of 'te' achter de stam krijgen:

brandenbrandde → gebrand
missenmiste → gemist


Nog maar net haalden we de trein.

TaXiKoFSCHiP
Meervoud>'den' of 'ten'

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd/geweest is. 
  • Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 
  • Vaak staat er een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.

Zo is het (gebeuren) - Het (gebeuren) - Toen (gebeuren) het

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de juiste vorm op:
Vroeger (faxen) we documenten.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de juiste vorm op:
Finn en Fleur (spoeden) zich vanmorgen naar het station.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de juiste vorm op:
De heg wordt morgen (snoeien).

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de juiste vorm op:
De (piercen) tong van Tineke vind ik maar niks.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf oefenen: Werkwoordspelling
2F als je geen vrijstelling hebt op het onderdeel
3F als je wel vrijstelling hebt op het onderdeel

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions