Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom!
Lezen
Hoofdstuk 4
Slide 1 - Diapositive
Instructie
Opdracht maken in teams
Klassikaal nabespreken
Slide 2 - Diapositive
Wat ga je vandaag leren?
Uitleggen waarom je signaalwoorden in een tekst gebruikt.
tekstverbanden noemen en herkennen.
Signaalwoorden herkennen in een tekst.
Wat ga je leren?
Slide 3 - Diapositive
Wat is een verband in de tekst?
In een tekst sluiten zinnen en alinea's op een bepaalde manier bij elkaar
Zo kan in een zin een uitspraak staan en daar in de volgende zin een voorbeeld bij worden gegeven. Je spreekt dan van zinsverband. Er kan ook veen verband bestaan tussen alinea's
Bij ieder verband horen verschillende signaalwoorden. een signaalwoord geeft als het ware een seitnje aan de lezer: let op, nu komt er een voorbeeld of een uitleg.
In een tekst sluiten zinnen en alinea's op een bepaalde manier bij elkaar aan
Je noemt dit een tekstverband. We gaan er vier bespreken
Bij ieder verband horen verschillende signaalwoorden. Een signaalwoord geeft als het ware een seintje aan de lezer: let op, nu komt er een voorbeeld of een uitleg!
Wat is een verband in een tekst?
Slide 4 - Diapositive
1. Het chronologisch verband
De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven
Let op de volgende signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat en dadelijk.
Let ook op jaartallen!
Slide 5 - Diapositive
'Eerst ga je naar platform 9 3/4. Vervolgens ga je door de muur. Daarna pak je de trein.'
Slide 6 - Diapositive
2. Opsommend verband
Bij een opsommend verband worden zaken/dingen achter elkaar genoemd.
Let op de volgende signaalwoorden:
ten eerste / tweede/ derde,
om te beginnen,ook, daarnaast, ten slotte.
Slide 7 - Diapositive
'Om te beginnen at ik een hamburger. Daarnaast kreeg ik een milkshake. Bovendien heb ik nog een ijsje op.'
Slide 8 - Diapositive
3. Het tegenstellend verband
Bij een tegenstellend verband worden in de tekst tegenovergestelde dingen genoemd.
Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: maar, hoewel, toch, echter, tegenover, aan de ene kant..., aan de andere kant...
Slide 9 - Diapositive
'Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.'
Slide 10 - Diapositive
4. Het toelichtend verband
In de alinea wordt extra informatie gegeven over een (deel)onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, zo, denk aan...
Slide 11 - Diapositive
'Er zijn gerechten waarbij witte rijst gewoon hóórt. Denk aan een gevulde Mexicaanse burrito of een Indische curry.'
Slide 12 - Diapositive
Dat waren (voor nu) de vier tekstverbanden!
Deze tekstverbanden & de signaalwoorden komen terug op de toets
Slide 13 - Diapositive
Wat nog meer?
Alle theorie van hoofdstuk 1 t/m 4 (Lezen)
Nieuw in hoofdstuk 3: het kunnen schrijven van de hoofdgedachte van de tekst
Oefen door de opdrachten te maken uit het boek én deze goed na te kijken. Het helpt je!
Slide 14 - Diapositive
Aan de slag
1) je maakt opdracht 1 van hoofdstuk 4. Lees eerst de tekst. Iedereen schrijft de antwoorden op in zijn/haar schrift