Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
WAT GAAN WE DOEN?
* NIEUWE WOORDEN VERTALEN IN JOUW MOEDERTAAL
* ZINNEN MAKEN MET DE NIEUWE WOORDEN
* PRATEN OVER FAMILIE IN HET BUITENLAND
Slide 1 - Diapositive
TaalCompleet A2 Thema 3 3.1
FAMILIE IN HET BUITENLAND
Slide 2 - Diapositive
WAT GA JE LEREN?
* NIEUWE WOORDEN IN HET NEDERLANDS
* DEZE NIEUWE WOORDEN IN EEN ZIN GEBRUIKEN
Slide 3 - Diapositive
Familie
Dit is Hein. Hij is de broer van mijn moeder. Hij is mijn oom. Ik noem hem ome Hein.
Hij woont in Duitsland. Hij werkt als makelaar en had vroeger een drankwinkel.
Slide 4 - Diapositive
Peetoom
Dit is oom Jacques (links). Hij was mijn peetoom. Hij woonde met zijn vrouw in Spanje. Hij is overleden in 2017.
Ik heb twee maanden bij hen gewoond om Spaans te leren.
Slide 5 - Diapositive
Familie
Jullie hebben ook een familie. Sommige ooms en tantes wonen in Nederland. Anderen wonen nog in het land waar jullie vandaan komen. Wie wil daar iets over vertellen?
Slide 6 - Diapositive
Hoe houden jullie contact met jullie familie in het buitenland?
Slide 7 - Question ouverte
Wat betekent het werkwoord: missen
A
verdrietig zijn omdat iemand niet dichtbij is
B
een bal naast de goal schieten.
C
Miss Nederland zijn
D
proberen
Slide 8 - Quiz
Wat betekent het woord: niemand
A
iedereen
B
geen enkel persoon
C
nooit
D
nergens
Slide 9 - Quiz
Wat betekent het woord: vorig
A
останній
B
last
C
son
D
آخر
Slide 10 - Quiz
Wat is een basisschool?
Slide 11 - Question ouverte
Opdracht
Maak het werkblad: vertaal de nieuwe Nederlandse woorden in jouw moedertaal.
Je mag google translate gebruiken.
Slide 12 - Diapositive
Welk woord past in de zin? Welke taal/basisschool spreekt Vanna?
A
taal
B
basisschool
Slide 13 - Quiz
Welk woord past in de zin? Marit gaat studeren voor dokter. Ze is erg slim/niemand.
A
niemand
B
slim
Slide 14 - Quiz
stoppen
over een lange tijd
Nederland
iedereen
volgende
doorgaan
binnenkort
het buitenland
niemand
vorige
Slide 15 - Question de remorquage
Schrijf het voltooid deelwoord: (studeren) Mijn zus heeft Engels..............
Slide 16 - Question ouverte
Schrijf het voltooid deelwoord: (mailen) Heb jij Gabor al gemaild?
Slide 17 - Question ouverte
Maak- en Huiswerk
Nu: maak 9, 12 en 13 in het boek
Huiswerk: leer de woorden van 3.1 (schrijfwijze en betekenis), maak werkblad 3.1b