B3M - herhalen periode 4 (mutaties, evolutie en ecologie)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Hoe noemen wij een verandering in het DNA?
Slide 2 - Question ouverte
Noem factoren die de kans op een mutatie vergroten
Slide 3 - Carte mentale
Wat moet er zijn binnen een soort wilt er überhaupt evolutie plaats kunnen vinden?
Slide 4 - Question ouverte
Wel evolutie
GEEN evolutie
In een gebied leven beren met een zwarte en bruine vachtskleur. Beide kleuren hebben dezelfde overlevingskans. Na 20 jaar zijn er meer beren met een bruine vachtskleur.
Sommige beren hadden een hele goede verstopplek gevonden. Andere beren gingen het voorbeeld volgen van deze beren om een goede verstopplek te vinden. Zo konden ze beter overleven.
Sommige beren hadden een gen (door een mutatie) waardoor ze sneller konden rennen en een grotere overlevingskans hadden. Na 20 jaar zijn er meer beren die sneller kunnen rennen.
Slide 5 - Question de remorquage
P
Q
R
S
T
Allo
Pachy
Para
Stego
Tricera
Slide 6 - Question de remorquage
Wat is of wat zijn voorbeelden van een biotische factor?
A
Kunstmest
B
Stalmest
C
Gras
D
Zand
Slide 7 - Quiz
Bij de overgang van zout naar zoet water verdween een aantal vissoorten uit het IJsselmeer. Enkele soorten werden talrijker. De Haring verdween en de Driedoornige stekelbaars bleef.
Welke tolerantiecurve past bij de soort Driedoornige stekelbaars?
A
Curve A
B
Curve B
C
Curve C
D
Curve D
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
Welke beweringen zijn juist: 1. De grijze vlakken stellen de biomassa voor die opgeslagen is in de organismen van dat niveau. 2. De grijze vlakken stellen onder andere het afval voor in de vorm van uitwerpselen van organismen in dat niveau. 3. De grijze vlakken stellen onder andere de energie voor die vrijkomt bij de verbranding van de in dat niveau aangegeven organismen.
A
Zowel 1 als 2
B
Zowel 1 als 3
C
Zowel 2 als 3
D
Alle beweringen zijn juist
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Welke organismen zijn de producenten van dit voedsweb?
A
Krabben
B
Bacteriën
C
Algen
D
Zeehonden
Slide 13 - Quiz
Welke rollen hebben de schelpdieren en wormen?
A
Producent
B
Consument 1e orde
C
Consument 2e orde
D
Consument 3e orde
Slide 14 - Quiz
Welk organismen is of welk organismen zijn de omnivoren van dit voedselweb?
A
Jonge vissen
B
Schelpdieren en wormen
C
Zoöplankton
D
Zeehonden
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Wie zijn de autotrofe organismen van dit voedselweb?
A
Buizerd
B
Smalle Weegbree
C
Vlierbes
D
Vos
Slide 17 - Quiz
Wat is GEEN kenmerk van een organische stof?
A
Het is een energierijke stof
B
Planten nemen dit type stof op via o.a. hun wortels
C
De stof bevat altijd C en H atomen
Slide 18 - Quiz
Sommige bestrijdingsmiddelen hopen zich op in de toppredator van een voedselweb (bijvoorbeeld een roofvogel). Welke term hoort er bij dit principe?
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Welk proces moet er bij nummer 3 staan?
Slide 21 - Question ouverte
Welk proces moet er bij nummer 4 staan?
Slide 22 - Question ouverte
Tussen een bepaalde stof en de producenten mist nog een pijl. Welke stof is dit en welk proces moet er bij de pijl staan?