Toets V4 TW2

Leesvaardigheid VWO 4
Toetsweek 2, 2020-2021
50 minuten
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid VWO 4
Toetsweek 2, 2020-2021
50 minuten

Slide 1 - Diapositive

1. [R-1p] Noem drie signaalwoorden die een opsommend tekstverband aangeven.

Slide 2 - Question ouverte

2. [R-1p] Wat is het schrijfdoel van een uiteenzetting?

Slide 3 - Question ouverte

Lees de tekst  'Wie de beschaving terug wil, moet weer leren balanceren' en beantwoord de volgende vragen.

Slide 4 - Diapositive

3. [T2/5p] Zoek uit onderstaand schema het juiste woord (1 t/m 10) bij de juiste betekenis (a t/m k). Probeer de woordbetekenis zoveel mogelijk uit de context te halen! De antwoorden moeten worden ingevuld op de volgende slide.
1. begenadigd (al.1)                                                                 b) vertoont zich / openbaart
2. manifesteert (al.2)                                                             f) gelijkvormig
3. verworden tot (al.2)                                                           i) heel belangrijk
4. uniform (al.4)                                                                        j) vrij van verdriet en zorgen
5. onbekommerd (al.5)                                                         a) gezegend
6. permanente (al.6)                                                               e) (langzaam) veranderen in
7. latent (al.6)                                                                              d) voortdurende
8. consumptief (al.9)                                                              c) verbondenheid
9. saamhorigheid (al.10)                                                       g) niet waarneembaar
10. essentieel (al.12)                                                                h) m.b.t.het verbruik van goederen
         

Slide 5 - Diapositive

Vul hier de antwoorden in van vraag 3. Doe dat als volgt:
1. =
2.=
3.= etc.

Slide 6 - Question ouverte

4. [T1-1p] Wat is het doel van alinea 1?

Slide 7 - Question ouverte

In de tekst verwijst de auteur uitgebreid naar de beschaving uit de klassieke oudheid ter ondersteuning van zijn standpunt.
5. [T2-2p] Waarom is dit zijn belangrijkste argument? Haal je antwoord uit alinea 3.

Slide 8 - Question ouverte

Het is mogelijk na de inleidende alinea de tekst in vier delen te verdelen, waarboven achtereenvolgens de volgende kopjes kunnen worden geplaatst:
1 Wat is vrijheid?
2 De publieke ruimte als maatschappelijke verworvenheid
3 Teloorgang van het oude beschavingsideaal
4 Terug naar de beginselen van weleer

Slide 9 - Diapositive

6. [T1-1p] Boven welke alinea past het beste kopje 2, ‘De publieke ruimte als maatschappelijke verworvenheid’?

Slide 10 - Question ouverte

7. [T1-1p] Boven welke alinea past het beste kopje 3, ‘Teloorgang van het oude beschavingsideaal’?

Slide 11 - Question ouverte

8. [T1-1p] Boven welke alinea past het beste kopje 4, ‘Terug naar de beginselen van weleer?

Slide 12 - Question ouverte

9. [T1-2p] Wat is het verband tussen alinea 3 en 4? Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 13 - Question ouverte

‘Een publieke ruimte vraagt om permanente zorg en toewijding van iedere burger. De Grieken realiseerden zich maar al te goed dat ze er zuinig op moesten zijn. Vandaar dat ze besloten een leerschool op te richten. Want burger werd je niet zomaar.’ (alinea 6) 
De vraag staat op de volgende slide:

Slide 14 - Diapositive

10. [T2-3p] Geef de argumentatie in deze passage weer met een blokjesschema.
Teken dit op papier, maak een foto en stuur die via LessonUp naar je docent.

Slide 15 - Question ouverte

11. [T1-1p] Welke structuur heeft deze argumentatie? Kies uit:
A
nevenschikkende argumentatie - onafhankelijk
B
nevenschikkende argumentatie - afhankelijk
C
onderschikkende argumentatie
D
neven- en onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quiz

12. [T1-1p] Met welke van de vier ‘klassieke deugden’ vormt het ‘eigentijds ideaal’ (alinea 8) het meest een scherpe tegenstelling?

Slide 17 - Question ouverte

‘Eeuwenlang gold dat de publieke ruimte van niemand in het bijzonder was en daardoor een klein beetje van ons allemaal. Maar inmiddels is deelname aan of bezit van de publieke mediaruimte vooral een kwestie van geld, een kwestie van wie de zendtijd betaalt.’ (alinea 10)
De vraag staat op de volgende slide:

Slide 18 - Diapositive

13. [T1-1p] Aan welke van de vier klassieke deugden ontbreekt het ‘de politiek’ (alinea 9) het meest?

Slide 19 - Question ouverte

14. [T1-2p] Wat is het zinsverband tussen deze zinnen?
Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 20 - Question ouverte

‘Deze houding blijkt uit de rommel die na een hete zomerdag in het Amsterdamse Vondelpark wordt achtergelaten. Waarom zelf opruimen als daar schoonmaakdiensten voor bestaan?’ (alinea 11)
De vraag staat op de volgende slide:

Slide 21 - Diapositive

15. [T1-1p] In deze passage vind je een argumentatie. Noteer het standpunt.

Slide 22 - Question ouverte

16. [T1-1p] Welke structuur heeft deze argumentatie? Kies uit:
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
neven- en onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Quiz

“Burgerschap doet … klassieke deugdenleer” (alinea 12). Deze passage bevat een standpunt en twee bijbehorende argumenten.
17. [T2-3p] Schrijf het standpunt en de twee argumenten op. Geef aan wat het standpunt is en argument 1 en 2. Citeren mag!

Slide 24 - Question ouverte

Alinea’s hebben een bepaalde functie in relatie tot elkaar die aangegeven kan worden met onder meer de volgende functiewoorden: conclusie, constatering, inleiding, oorzaak, samenvatting, tegenstelling, uitwerking, verklaring, voorbeeld en voorbehoud.
De vraag staat op de volgende slide:

Slide 25 - Diapositive

18. [T1-1p] Welke twee functies heeft alinea 14 in relatie tot alinea 13? Kies als antwoord twee van de bovenstaande functiewoorden.

Slide 26 - Question ouverte

In de tekst formuleert de auteur een algemene opvatting over beschaving.
19. [T2-3p] Welke van onderstaande uitspraken geeft de opvatting van de auteur het beste weer?
A
Het bildungsideaal beoogt een vorm van beschaving die nog steeds tot voorbeeld strekt en die daarom gehandhaafd moet blijven.
B
Beschaving veronderstelt eigenschappen die door opvoeding en onderwijs moeten worden aangeleerd.
C
Beschaving is slechts mogelijk in een samenleving waar vrijheid van meningsuiting heerst.
D
Beschaving is een hoogstaand spel, dat luistert naar bepaalde regels en zich baseert op algemene deugden.

Slide 27 - Quiz

20. [T2-2p] Tot welke tekstsoort dient de tekst ‘Wie de beschaving terug wil, moet weer leren balanceren’ gerekend te worden? Motiveer je antwoord!

Slide 28 - Question ouverte

21. [T2-3p] Welke van onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van de tekst het beste weer?

A
Voor het bestaan van een beschaafde samenleving is de aanwezigheid van een gezonde publieke ruimte van doorslaggevend belang. Daarom moet de openbare ruimte in ere worden hersteld.
B
Het huidige openbare debat wordt bepaald door allerlei vormen van hufterigheid die veelal vanuit commercieel oogmerk gevoed worden door de nieuwe media. Aan die ontwikkeling moet de politiek een halt toeroepen.
C
De verruwing van het openbare leven is het gevolg van de teloorgang van het klassieke beschavingsideaal van een vrije samenleving. De burgers moeten gezamenlijk weer zorg dragen voor een gezonde politiek.
D
De politiek moet de verruwing van de samenleving tegengaan, die een gevolg is van de verloedering van de publieke ruimte. Op deze wijze zal het klassieke bildungsideaal vanzelf weer een centrale plaats in de maatschappij krijgen.

Slide 29 - Quiz