12.1 Het interne milieu

12.1 Het interne milieu
Op je wisbordje (Ultimate Speedrun H11)
1. Hoe worden vrije vetzuren in het darmlumen opgenomen in een darmepitheelcel?
2. Beschrijf de bouw van een chylomicron
3. J of OJ? HDL bevat veel eiwitten in zijn membraan
4. J of OJ? LDL brengt cholesterol terug naar de lever
5. Wat is een embolie?
6. Welk enzym is verantwoordelijk voor de vetvertering?
7. Waar wordt dit enzym gemaakt?
8. Wat zijn de bestandsdelen van gal?
9. Waar wordt Gal gemaakt?
10. Welke voedingstoffen moeten eerst verteerd worden?
11. Waarom gaat de vertering langzamer als iemand koorts heeft?
12. Waarom produceren de maagcellen een inactief enzym?
13. Noem twee stadia in de vertering waarbij het concept van oppervlakte vergroting terug komt.
14. Welk enzym is actief in de mondholte?
15. Op welke twee manieren kan pepsinogeen geactiveerd worden tot pepsine?
16. Waarom is pepsine niet langer actief in de twaalfvingerige darm?
17. Hoe verschilt het emulgeren van vetten met het verteren van vetten?
18. Wat zijn de verteringsproducten van eiwitten?
19. Wat zijn de verteringsproducten van koolhydraten?
20. Wat is de functie van de darmflora?
21. Welke functie heeft de dikke darm?
timer
5:00
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

12.1 Het interne milieu
Op je wisbordje (Ultimate Speedrun H11)
1. Hoe worden vrije vetzuren in het darmlumen opgenomen in een darmepitheelcel?
2. Beschrijf de bouw van een chylomicron
3. J of OJ? HDL bevat veel eiwitten in zijn membraan
4. J of OJ? LDL brengt cholesterol terug naar de lever
5. Wat is een embolie?
6. Welk enzym is verantwoordelijk voor de vetvertering?
7. Waar wordt dit enzym gemaakt?
8. Wat zijn de bestandsdelen van gal?
9. Waar wordt Gal gemaakt?
10. Welke voedingstoffen moeten eerst verteerd worden?
11. Waarom gaat de vertering langzamer als iemand koorts heeft?
12. Waarom produceren de maagcellen een inactief enzym?
13. Noem twee stadia in de vertering waarbij het concept van oppervlakte vergroting terug komt.
14. Welk enzym is actief in de mondholte?
15. Op welke twee manieren kan pepsinogeen geactiveerd worden tot pepsine?
16. Waarom is pepsine niet langer actief in de twaalfvingerige darm?
17. Hoe verschilt het emulgeren van vetten met het verteren van vetten?
18. Wat zijn de verteringsproducten van eiwitten?
19. Wat zijn de verteringsproducten van koolhydraten?
20. Wat is de functie van de darmflora?
21. Welke functie heeft de dikke darm?
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Oefening: Braindump
  • Lees het kopje Regelkringen blz. 117
  • Sla je boek dicht
  • Schrijf zoveel mogelijk op van wat je hebt onthouden in je schrift
  • Vergelijk wat je hebt opgeschreven met dat van je buurman/vrouw? Zijn er verschillen?
timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Aan de hand van de temperatuurregeling het principe herkennen hoe je lichaam bepaalde waarden in je lichaam constant houdt.

Slide 3 - Diapositive

Temperatuurregulatie
Hoe wordt de temperatuur in jullie huis constant gehouden?
Welke apparaten zijn betrokken, welke functie hebben die apparaten?

Slide 4 - Diapositive

Homeostase
Ons lichaam houdt het interne milieu (bloed en weefselvloeistof) zoveel mogelijk stabiel door stoffen af te geven en op te nemen. De regeling ligt bij het zenuw- en hormoonstelsel.

Slide 5 - Diapositive

Regelkring
Negatieve terugkoppeling
Dynamisch evenwicht

Slide 6 - Diapositive

20°C
Thermostaat
Thermometer
Ketel
Radiatoren

Slide 7 - Diapositive

Homeostase
Dit gebeurt voor veel aspecten (temperatuur, hormoonlevels, bloedsuikerspiegel, bloeddruk, etc) door middel van een regelkring met negatieve terugkoppeling.

Slide 8 - Diapositive

Lichaamstemperatuur kern
Norm: 37°C
Regelcentrum: Hypothalamus
Receptor: Hypothalamus
Effector: Kringspieren in de bloedvaten/ zweetklieren/ stofwisseling/ spieren
Effect: verhoging/ verlaging warmteverlies

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Lichaamstemperatuur schil
Norm: variabel
Regelcentrum: hypothalamus
Receptor: huid
Effector: kringspieren in de bloedvaten/ zweetklieren/ stofwisseling/ spieren
Effect: verhoging/ verlaging warmteverlies

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Te koud/ te warm
Bij onderkoeling: enzymen werken trager, afweersysteem werkt niet meer goed, vitale organen raken verstoord.
Bij oververhitting: uitdroging, flauwvallen, nierschade.

Slide 13 - Diapositive

Koorts
Reactie van je lichaam op een infectie.
Bij een infectie produreren witte bloedcellen cytokine (soort waarschuwingsstofje).
Cytokine beinvloed de hypothalamus -> de normtemperatuur wordt verhoogd. 
Bij een hogere temperatuur is er een hogere productie van afweerstoffen/ antistoffen.

Slide 14 - Diapositive

Bloedsuikerspiegel
Cellen in de alvleesklier (eilandjes van Langerhans) kunnen insuline en glucagon afgeven aan het bloed. Insuline stimuleert de opname van glucose uit het bloed door lever- en spiercellen, in deze cellen wordt het omgezet naar glycogeen. Glucagon stimuleert levercellen tot afbraak van glycogeen en afgifte van glucose aan het bloed. Hiermee blijft de bloedsuikerspiegel tussen 5-7 mmol/L.

Teken een regelkring. Benoem norm, receptor, effector, regelcentrum, effect

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Lesafsluiting: Oefentoetsvraag
Een frisse start
Maikel is dit jaar begonnen aan de Wim Hof methode.  Hij gaat iedere week in een ijsbad. Na het bad staat hij te rillen en klappertanden. Marieke de vriendin van Maikel vindt het interessant wat er nu allemaal gebeurd in het lichaam van Maikel. Ze doet een aantal beweringen.
1. De kringspiertjes rondom de bloedvaatjes in de huid van Maikel zijn nu aangespannen
2. De kerntemperatuur is veel langzamer gedaald dan de oppervlaktetemperatuur
3. Spieren in de kaak van Maikel dienen als effectoren die aan zijn gezet om het lichaam op te warmen.
(2p) 1. Geef van iedere bewering aan of die juist of onjuist is

Slide 17 - Diapositive