§9 ZD-Meewerkend voorwerp



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les=  leren het meewerkend voorwerp 
Tien minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! IPad in je tas en je jas over de stoel
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les=  leren het meewerkend voorwerp 
Tien minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! IPad in je tas en je jas over de stoel

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bekijk de volgende zinnen:
De jury / overhandigt / de winnares / een gouden medaille / voor haar prestatie.
Het publiek / geeft / de winnares / een staande ovatie.
In deze zinnen is de winnares het meewerkend voorwerp (mv). 


Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of een dier. Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (antwoorden, beloven, uitleggen) of met ‘geven’ (overhandigen, betalen).

Slide 5 - Diapositive

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kun je aan er meestal voor zetten. Als aan wel in de zin staat, kun je het vaak weglaten. Soms moet je dan wel de woordvolgorde veranderen:

De ober / heeft / de menukaart / gegeven / aan de gasten (mv).
De ober / heeft / de gasten (mv) / de menukaart / gegeven.
Zo vind je het meewerkend voorwerp
Bekijk de zin: Heeft Thirza aan haar zusje een geheimpje verteld?


Slide 6 - Diapositive

Zo vind je het meewerkend voorwerp
 
Zoek de persoonsvorm en verdeel de zin in zinsdelen.
Heeft / Thirza / aan haar zusje / een geheimpje / verteld?

Noteer werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp (als dat er is).

wg = heeft verteld
ow = Thirza
lv = een geheimpje

Slide 7 - Diapositive

Stel de vraag Aan wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Vraag: Aan wie heeft Thirza een geheimpje verteld?

Het antwoord op die vraag is het meewerkend voorwerp.
mv = aan haar zusje
Controleer voor de zekerheid of je aan kunt weglaten of toevoegen. Dat kan bijna altijd.
Heeft / Thirza / haar zusje / een geheimpje / verteld?

Slide 8 - Diapositive

Zet van deze zinnen de pv, wg, ow, lv en mw onder elkaar:


De jager geeft het konijn aan zijn vrouw

De buurman gaf ons een peer

We boden onze mentor een doos bonbons aan



Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 14 - Diapositive

Maken:
§ 9-MEEWERKEND VOORWERP
blz. 220
opdr.1-3-4-6
Snel klaar en je klasgenoot naast je ook?
 In tweetallen maak je opdr. 2 en 5


Al het maak/huiswerk is leerwerk.
Als je de theorie niet snapt, kun je de opdrachten ook niet (goed) maken. 



Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag

Slide 19 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive