Grammatica-H.1-voorzetselvoorwerp havo/vwo 2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je een voorzetselvoorwerp in een zin kunt vinden en kun je onderscheid maken tuusen voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen


1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je een voorzetselvoorwerp in een zin kunt vinden en kun je onderscheid maken tuusen voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen


Slide 1 - Diapositive

Lees de theorie op blz. 28


Wacht totdat degene die naast je zit klaar is

Overleg met je buurman/vrouw wat het belangrijkste is wat je hebt gelezen. 

Geef antwoord op de vraag: waar gaat deze theorie over?


Slide 2 - Diapositive

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich: twijfelen aan, rekenen op, verlangen naar. Je zegt niet ‘hopen bij’ of ‘hopen met’, want ‘hopen op’ is een vaste combinatie
Bij werkwoorden met zo’n vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp (vv). Zo heet het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel.
– Niemand gelooft in deze methode.
vv = in deze methode.

Slide 3 - Diapositive

Let op: Bij een voorzetselvoorwerp wordt het voorzetsel figuurlijk gebruikt. 
Als het voorzetsel een plaats aangeeft, wordt het letterlijk gebruikt, bijvoorbeeld in de zin: De kleuter speelt in de achtertuin. 

Je kunt ook zeggen: De kleuter speelt op het schoolplein. Er is bij ‘spelen’ dus geen sprake van een vaste combinatie. De zinsdelen in de achtertuin en op het schoolplein zijn een bijwoordelijke bepaling.

Slide 4 - Diapositive

Zo vind je het voorzetselvoorwerp

1. Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Kijk of er een werkwoord is met een vast voorzetsel.
3. Kijk of het voorzetsel niet letterlijk gebruikt wordt.
4. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.

Slide 5 - Diapositive

– Het handbalteam rekent komend seizoen op een plaats in de finale.

 
1. pv = rekent, ow = Het handbalteam, wg = rekent 
2. ‘rekenen op’ is een vaste combinatie
3. het voorzetsel ‘op’ wordt niet letterlijk gebruikt
4. vv = op een plaats in de finale

Slide 6 - Diapositive

Maken:
blz. 28-29

Startopdr. + 
opdracht 1 t/m 4


Slide 7 - Diapositive

Filmpje: 
Nieuw Nederlands

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag

Slide 9 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive